ECLI:NL:RBDHA:2023:7295
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 16 mei 2023 uitspraak gedaan. Eiseres had haar aanvraag op 17 februari 2022 ingediend, en de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had de beslistermijn verlengd naar zes maanden. Dit betekende dat er uiterlijk op 17 augustus 2022 een besluit genomen had moeten worden. Aangezien deze termijn was verstreken, heeft eiseres verweerder op 4 november 2022 in gebreke gesteld en op 21 november 2022 beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep tijdig is ingediend en kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twaalf weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres ter hoogte van € 418,50, evenals de vergoeding van het door eiseres betaalde griffierecht van € 184.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.