ECLI:NL:RBDHA:2023:7301
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor gehandicaptenparkeerkaart
Op 6 april 2023 heeft verzoeker een beroep niet tijdig beslissen ingediend bij de rechtbank, met betrekking tot een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart en passagierskaart, alsook voor beschermd wonen en CZG zorg. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SGR 23/2805. De rechtbank heeft op 18 april 2023 aan verzoeker meegedeeld dat het beroep versneld behandeld zou worden vanwege de spoedeisendheid. Op 23 april 2023 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend voor de gehandicaptenparkeerkaart.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat de voorlopige voorzieningenprocedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De spoedeisendheid speelt hierbij een cruciale rol. De rechter heeft beoordeeld of er sprake is van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening rechtvaardigt.
Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift aangegeven dat hij de gehandicaptenparkeerkaart zo snel mogelijk nodig heeft, maar heeft geen onderbouwing gegeven voor deze urgentie. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker enkel een bespoediging van zijn beroep beoogt, terwijl de rechtbank al heeft besloten om het beroep versneld te behandelen. Hierdoor is er geen sprake van onverwijlde spoed volgens de Awb. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen grond voor een proceskostenveroordeling.