ECLI:NL:RBDHA:2023:7301

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2023
Publicatiedatum
22 mei 2023
Zaaknummer
23/2927
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor gehandicaptenparkeerkaart

Op 6 april 2023 heeft verzoeker een beroep niet tijdig beslissen ingediend bij de rechtbank, met betrekking tot een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart en passagierskaart, alsook voor beschermd wonen en CZG zorg. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer SGR 23/2805. De rechtbank heeft op 18 april 2023 aan verzoeker meegedeeld dat het beroep versneld behandeld zou worden vanwege de spoedeisendheid. Op 23 april 2023 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend voor de gehandicaptenparkeerkaart.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat de voorlopige voorzieningenprocedure bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. De spoedeisendheid speelt hierbij een cruciale rol. De rechter heeft beoordeeld of er sprake is van onverwijlde spoed die een voorlopige voorziening rechtvaardigt.

Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift aangegeven dat hij de gehandicaptenparkeerkaart zo snel mogelijk nodig heeft, maar heeft geen onderbouwing gegeven voor deze urgentie. De voorzieningenrechter concludeert dat verzoeker enkel een bespoediging van zijn beroep beoogt, terwijl de rechtbank al heeft besloten om het beroep versneld te behandelen. Hierdoor is er geen sprake van onverwijlde spoed volgens de Awb. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en er is geen grond voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2927

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 mei 2023 in de zaak tussen

[verzoeker], te [woonplaats], verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder(gemachtigde: mr H. van Soest).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 6 april 2023 een beroep niet tijdig beslissen bij de rechtbank ingediend over (onder meer) een per e-mail gedane aanvraag gehandicaptenparkeerkaart en passagierskaart. De aanvraag heeft ook betrekking op beschermd wonen en CZG zorg.
Het beroep niet tijdig beslissen is door de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer SGR 23/2805.
Op 18 april 2023 heeft de rechtbank verzoeker schriftelijk meegedeeld dat het beroep in de zaak SGR 23/2805 versneld wordt behandeld omdat het spoedeisend is. Dat betekent dat een aantal termijnen korter is dan bij een gewone behandeling van het beroep.
Op 23 april 2023 heeft verzoeker per e-mail een voorlopige voorziening gevraagd om een gehandicaptenparkeerkaart.

Overwegingen

1 De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2.1
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Voorts speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Nu bij de rechtbank beroep aanhangig is tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van verzoeker, dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van een beslissing op het beroep. Er dient derhalve sprake te zijn van een zelfstandige spoedeisendheid bij een te treffen voorlopige voorziening en het moet niet alleen gaan om bespoediging van de afdoening van het beroep.
3. Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift geschreven dat hij een spoedeisend belang heeft, omdat hij de gehandicaptenparkeerkaart “z.s.m. nodig” heeft. Verzoeker heeft geen enkele reden gegeven waarom dat zo zou zijn.
4. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker daarmee dus enkel een bespoediging van zijn beroep beoogt. Zoals hiervoor in het procesverloop is vermeld heeft de rechtbank al besloten om het beroep van verzoeker versneld te behandelen omdat het spoedeisend is. Gelet hierop kan niet gezegd worden dat sprake is van onverwijlde spoed als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
5. Dit leidt tot de conclusie dat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening moet worden afgewezen. Gelet hierop is geen grond voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W Goederee, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2023.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.