Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.[gedaagde 1],
[gedaagde 2],
[gedaagde 3],
1.De procedure
- de akte houdende overlegging producties van HE Licenties van 4 mei 2022, met producties EP01 t/m EP28;
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging (ex art. 222 Rv), tevens in het incident houdende verzoek inzage (ex art. 843a Rv) met overlegging van producties GP1 t/m GP4, met producties GP01 t/m GP04;
- de akte houdende overlegging producties GP1 t/m GP4 van [gedaagden] (met dezelfde producties als al overgelegd bij het vorige processtuk).
2.De vordering in de hoofdzaak
primairvoor recht verklaart dat de cessie geen werking heeft jegens HE Licenties dan wel
subsidiairvoor recht verklaart dat de cessie van rechtswege nietig is dan wel
meer subsidiairde cessie vernietigt,
subsidiairen
meer subsidiairvoor recht verklaart dat de beslagen van HE Licenties ten laste van [gedaagde 3] op grond van de beschikking van 4 februari 2022 en gelegd op 9 en 16 februari 2022 doel hebben getroffen;
3.Het geschil in het incident tot (rol)voeging
- primair de hoofdzaak voegt met de oudere procedure;
- subsidiair de hoofdzaak rolvoegt met de oudere procedure;
- meer subsidiair: de hoofdzaak aanhoudt totdat in de oudere procedure is beslist,
4.De beoordeling in het voegingsincident
5.Het geschil in het inzage-incident
6.De beoordeling in het inzage-incident
fishing expedition. Voor dat doel leent een dergelijke inzage zich echter niet. Dit brengt mee dat de gevorderde inzage alleen al vanwege het ontbreken van een rechtmatig belang aan de zijde van HE Licenties zal worden afgewezen.