ECLI:NL:RBDHA:2023:7321

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
SGR 22/4631
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidseisen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres, die voorheen als schoonmaakster werkte, had zich op 8 november 2019 ziek gemeld en verzocht om een uitkering op grond van de Wet WIA. Het UWV heeft haar aanvraag afgewezen, stellende dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres ging hiertegen in beroep, waarbij zij aanvoerde dat haar klachten onvoldoende waren meegewogen en dat haar belastbaarheid was overschat.

De rechtbank heeft de zaak op 4 mei 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als haar gemachtigde en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts heeft alle relevante medische informatie en klachten van eiseres in zijn beoordeling betrokken. De rechtbank concludeert dat er geen nieuwe medische feiten zijn die de eerdere beoordeling van de verzekeringsarts zouden kunnen veranderen.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat het UWV terecht heeft besloten dat eiseres op 5 november 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was en dat zij daarom geen recht heeft op een WIA-uitkering. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt in deze procedure. De rechtbank wijst erop dat de proceskosten niet worden vergoed, aangezien eiseres in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/4631

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G. Grujic),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. B.M. de Wolff).

Inleiding

Het UWV heeft de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 23 juni 2022.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 4 mei 2023 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als schoonmaakster bij CSU Personeel B.V. voor gemiddeld 25 uur per week. Op 8 november 2019 heeft eiseres zich ziek gemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten.
2. Eiseres heeft een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA gedaan. Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek de besluiten genomen die in de inleiding zijn genoemd.

Wat vindt het UWV

3. Het UWV vindt dat eiseres op 5 november 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
4. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op de rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B) van 18 en 24 mei 2022
.De medische belastbaarheid van eiseres is opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 18 oktober 2021
.
5. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van
2 juni 2022
.

Wat vindt eiseres

6. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij stelt dat zij niet belastbaar is voor fysiek lichte werkzaamheden. Het UWV heeft onvoldoende rekening gehouden met haar klachten en heeft haar belastbaarheid overschat. Eiseres heeft dagelijks hoofdpijn en kan zich moeilijk concentreren. Daarnaast heeft zij pijnklachten in haar gewrichten, met name in de schouders, rug en voeten. Bij inspanning nemen de klachten toe. Verder heeft eiseres angstklachten en kampt zij met slaapproblemen. Door een ontregeld slaappatroon slaapt zij ’s nachts maar enkele uren en is zij overdag erg moe en moet zij veel rust nemen. Zij is beperkt in haar ADL. Ten onrechte heeft de verzekeringsarts aangenomen dat zij van 23:00 tot 7:00 uur slaapt en dat zij 5 kg kan tillen. De verzekeringsarts heeft bij eiseres geen energetisch beperkte (vermoeide) indruk waargenomen, maar volgens eiseres komt dat omdat het onderzoek niet lang duurde. Daarna moest zij rust nemen. Ter onderbouwing van haar beroepschrift heeft eiseres het medisch advies van Triage ingediend, opgesteld door dhr. E.C. van Eijk, in het kader van een letselschadezaak waar eiseres bij betrokken is.

Wat vindt de rechtbank

7. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht heeft op een uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 5 november 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 5 november 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Medische grondslag van het bestreden besluit
Het onderzoek
9. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De verzekeringsarts B&B heeft kennis genomen van het dossier en het bezwaar van eiseres. Hij heeft eiseres gesproken tijdens de hoorzitting en heeft haar tijdens een spreekuur aanvullend onderzocht. Hij heeft verder informatie opgevraagd bij de huisarts en de door eiseres ingebrachte medische informatie meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank vindt ook dat de verzekeringsarts B&B op een zorgvuldig en duidelijke manier alle naar voren gebrachte klachten, te weten: hoofdpijn, gewrichtspijn, psychische klachten en slaapproblemen heeft betrokken bij de medische beoordeling. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts B&B aspecten van de medische situatie van eiseres heeft gemist.
De beoordeling van de belastbaarheid
10. De rechtbank is verder van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 5 november 2021 in de rapporten op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Volgens de verzekeringsarts B&B heeft de primair beoordelende verzekeringsarts bij het opstellen van de FML rekening gehouden met de beperkingen zoals die geobjectiveerd konden worden. De verzekeringsarts B&B heeft geen aanleiding gezien om meer beperkingen aan te nemen, omdat er geen nieuwe medische feiten of omstandigheden naar voren zijn gekomen die een ander licht op de zaak wierpen. Met de door eiseres ervaren psychische klachten en gestelde psychische diagnoses die bekend zijn is rekening gehouden. Ook blijkt uit de medische informatie en het onderzoek door de primaire verzekeringsarts niet dat de belastbaarheid van haar bewegingsapparaat is overschat. Ten aanzien van de urenbeperking heeft de verzekeringsarts B&B uitgelegd dat met de urenbeperking van 30 uur per week voldoende rekening gehouden is met het verstoorde slaappatroon van eiseres. De rechtbank kan deze onderbouwing van de verzekeringsarts B&B volgen.
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B in het nadere rapport van
12 april 2023 voldoende heeft gemotiveerd dat de informatie uit de behandelend sector die eiseres in beroep heeft ingestuurd geen aanleiding geeft om de FML aan te passen. De verzekeringsarts B&B merkt op dat het ingediende medische advies is opgesteld in het kader van een letselschadezaak en hierdoor een ander beoordelingskader heeft dan een WIA-beoordeling. Van Eijk is wel gevraagd in te gaan op de opgestelde belastbaarheidsprofielen, maar hij heeft dat niet gedaan. Ter zitting wordt dit door eiseres bevestigd en heeft eiseres uitgelegd dat Van Eijk hier niet op in mocht gaan. De verzekeringsarts B&B merkt op dat uit de overwegingen van Van Eijk ook niet blijkt dat hij het pertinent oneens is geweest met de door het UWV opgestelde belastbaarheidsprofielen. Het medische advies werpt bovendien geen ander licht op de gedane medische bevindingen rond de datum in geding en geeft dus geen aanleiding het eerder ingenomen standpunt met betrekking tot de belastbaarheid van eiseres te wijzigen.
12. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 5 november 2021 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die in de FML zijn vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
13. Uitgaande van de juistheid van de medische beperkingen die bij eiseres zijn vastgesteld, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
14. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 5 november 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 82,03% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 17,97% arbeidsongeschikt is.

Conclusie en gevolgen

15. Het UWV heeft terecht geweigerd om eiseres per 5 november 2021 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
16. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 22 mei 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.