Overwegingen
1. Eisers stellen de Jordaanse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1983 respectievelijk [geboortedatum] 1991, [geboortedatum] 2018 en [geboortedatum] 2019. Eisers hebben aan hun asielaanvragen ten grondslag gelegd dat zij met de dood worden bedreigd door de familie – met name de broers – van eiseres omdat eiser en eiseres zijn getrouwd terwijl de familie van eiseres tegen dit huwelijk is.
2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Relatie en huwelijk;
Problemen als gevolg van de relatie en het huwelijk.
Verweerder heeft alle relevante elementen geloofwaardig geacht. Verweerder heeft zich echter op het standpunt gesteld dat uit de verklaringen van eisers niet blijkt dat zij kunnen worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag en dat zij ook niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico lopen op ernstige schade. Eisers komen daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw.
Verweerder heeft hiertoe aangevoerd dat eisers pas een tijd na het sluiten van het huwelijk op 3 augustus 2016 zijn vertrokken uit Jordanië. Daarnaast was hun visum geldig vanaf 17 november 2017, maar hebben zij pas op 1 december 2017 het land verlaten. Eisers hebben zich dan ook nog ruim een jaar en drie maanden na hun huwelijksdatum staande weten te houden in hun land van herkomst, terwijl eiseres heeft verklaard dat ook vóór het sluiten van het huwelijk al problemen waren ontstaan met haar familie. Daarnaast hebben eisers niet onderbouwd waarom zij niet direct op 17 november 2017 zijn gevlucht, maar pas twee weken later. Uit deze omstandigheden blijkt volgens verweerder niet dat er sprake was van een noodsituatie. Nu eisers hebben gesteld dat zij ernstige problemen hebben ondervonden in hun land van herkomst, mag van hen verwacht worden dat zij Jordanië direct na het verstrekken van het visum zouden hebben verlaten. Tevens zijn eisers op 1 december 2017 aangekomen in Nederland, maar hebben zij pas op 12 januari 2018 asiel aangevraagd in Duitsland. Dat dit tijdsverloop te maken zou hebben met de verstandelijke achterstand van eisers, is volgens verweerder niet aangetoond. Verder is niet gebleken dat eisers zich met betrekking tot de problemen naar aanleiding van hun huwelijk – waaronder begrepen de eventuele eerwraak door de familie van eiseres – hebben gewend tot de Jordaanse autoriteiten. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat zij geen bescherming kan krijgen van de autoriteiten, maar zij heeft dit niet nader onderbouwd. Verweerder verwijst naar een aantal algemene bronnen, waaruit blijkt dat de Jordaanse autoriteiten de laatste jaren juist strenger optreden tegen eerwraak. Verder hoeven eisers zich bij een terugkeer naar Jordanië niet te vestigen in de buurt van de familie van eiseres, maar kunnen zij ook verder weg gaan wonen. Bovendien is er sinds 2018 geen contact meer met de familie, waardoor actuele vrees niet aannemelijk is. Verweerder erkent dat eisers documenten hebben overgelegd om de mishandeling en aangifte van 2017 te onderbouwen, maar kent hier gelet op de bevindingen van Bureau Documenten geen bewijswaarde aan toe. Bovendien hebben eisers geen contra-expertise overgelegd waaruit blijkt dat de onderzoeksresultaten van Bureau Documenten onjuist zijn. Ten aanzien van het zoontje van eiser en eiseres heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet is onderbouwd dat het zoontje is gediagnosticeerd met autisme. Uit de door eisers overgelegde stukken blijkt enkel dat er sprake is van een ontwikkelingsachterstand. Eisers hebben niet onderbouwd dat het zoontje in Jordanië niet over de benodigde zorg kan beschikken. Nu eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij uitzetting een reëel risico lopen op ernstige schade, komen eisers niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning.
3. Eisers zijn het hier niet mee eens. Zij stellen zich op het standpunt dat, gezien de ernstige problemen die zij hebben ondervonden in hun land van herkomst, verweerder over moet gaan tot verlening van een verblijfsvergunning. Zij voeren hiertoe aan dat zij twee weken na het verstrekken van het visum zijn gevlucht, omdat zij hun reis goed wilden voorbereiden. Ze hebben geprobeerd om zich staande te houden in Jordanië, maar dit is onmogelijk gebleken. Verweerder heeft volgens eisers tijdens het nader gehoor niet gevraagd waarom zij pas twee weken later zijn vertrokken. Nu verweerder dit aan eisers tegenwerpt in de besluiten, had dit wel gemoeten. Voorts stellen eisers zich op het standpunt dat de Jordaanse autoriteiten geen bescherming bieden en niets doen tegen eerwraak. Er worden nog steeds lagere straffen opgelegd in het geval van eerwraak en de getroffen vrouwen kunnen geen bescherming krijgen. Eisers hebben al geprobeerd om ergens anders in Jordanië te verblijven om op deze manier de familie van eiseres te ontlopen, maar dit mocht niet baten. Ten aanzien van de overgelegde documenten stellen eisers zich op het standpunt dat nog steeds onvoldoende inzichtelijk is hoe de onderzoeksresultaten van Bureau Documenten zich tot elkaar verhouden. Verder heeft verweerder niet gemotiveerd hoe de onderzoeksresultaten over de documenten zo van elkaar kunnen verschillen, nu ze beiden van hetzelfde politiebureau afkomstig zijn. Voorts werpt verweerder onterecht aan eisers tegen dat zij zich pas na een paar weken na aankomst in Nederland hebben gemeld voor internationale bescherming in Duitsland. Door de mentale achterstand van eisers waren zij niet in staat om te begrijpen dat zij dit zo spoedig mogelijk moesten doen. Ten aanzien van hun kinderen stellen eisers zich op het standpunt dat zij wel degelijk zijn opgegroeid en geworteld in Nederland. Hun zoontje is zelfs in Nederland geboren. Verder voeren eisers aan dat verweerder onjuist heeft getoetst ten aanzien van artikel 64 van de Vw 2000. Op basis van de medische problematiek van de zoon van eiser en eiseres had verweerder over moeten gaan tot het vragen van een BMA-advies. Tot slot stellen eisers zich op het standpunt dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, waardoor zij recht hebben op schadevergoeding.
4. De rechtbank zal de beroepen gegrond verklaren en overweegt daartoe als volgt.
5. In de eerder genoemde uitspraak van 10 november 2021 heeft de rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, onder meer het navolgende overwogen:
5. De kern van het relaas van eisers heeft betrekking op hun huwelijk, de onvrede hierover van de familie van eiseres en de reactie van deze familie op dit huwelijk. Onderdeel van deze kern van het relaas zijn de verklaringen dat de broers van eiseres eiser zodanig ernstig hebben mishandeld dat eiser hier blijvend (hersen)letsel aan heeft overgehouden. Eiser is niet volledig gehoord omdat hij hiertoe niet in staat is en de door hem afgelegde verklaringen zijn ook daarom niet op geloofwaardigheid beoordeeld. Voor de beoordeling van de asielaanvragen van beide eisers baseert verweerder zich op de door eiseres afgelegde verklaringen en de inhoud van het visumdossier, met name voor zover dit dossier andere informatie bevat dan de inhoud van de verklaringen die eiseres in de zogenaamde asielgehoren heeft afgelegd. Verweerder heeft het relaas van eiseres niet integraal geloofwaardig geacht en met name aan eiseres tegengeworpen dat “data” niet juist zijn omdat eiseres hier wisselend over heeft verklaard en dat zij niet weet te benoemen hoeveel getuigen bij hun huwelijk aanwezig zijn geweest. Verweerder baseert zijn tegenwerpingen veelal op het duiden van verschillen tussen het zogenaamde visumdossier en het asielrelaas zoals eiseres dat naar voren heeft gebracht en legt dit aan de afwijzing van beide asielaanvragen ten grondslag.
(…)
25. Verweerder kan de beoordeling van het derde element dus niet baseren op verklaringen van eisers omdat eiser niet kan verklaren vanwege medische problematiek en eiseres niet uit eigen wetenschap kan verklaren over deze feiten en er overigens beperkingen blijken uit de FMMU-adviezen. Verweerder baseert de beoordeling van het derde element op tegenstrijdigheden die hij in de verklaringen van eiseres heeft geduid met betrekking tot het tweede -desondanks geloofwaardig geachte – element. Deze tegenstrijdigheden zien met name op “data” van gestelde gebeurtenissen. Uit de FMMU-adviezen blijkt van problematiek die eiseres heeft bij het benoemen van data. Uit de verslaglegging van de gehoren blijkt dat verweerder zich bij het horen rekenschap heeft gegeven van de FMMU-adviezen en bij het horen de vereiste zorgvuldigheid heeft betracht. De rechtbank stelt echter vast dat in het besluit niet is overwogen hoe rekening is gehouden met de FMMU-adviezen bij de beoordeling van de verklaringen. Het FMMU adviseert echter over het horen én over het beslissen. De rechtbank verwijst hierbij naar de eerder genoemde uitspraak van de rechtbank, deze zittingsplaats van 10 maart 2021. Nu in de FMMU-adviezen beperkingen zijn geconstateerd moet verweerder deze adviezen ook -kenbaar en dus toetsbaar- betrekken bij de geloofwaardigheidsbeoordeling. Verweerder heeft aangegeven dat het gehoor zorgvuldig is ingericht en daardoor is voldaan aan de FMMU-adviezen. De rechtbank volgt dit niet omdat, zoals reeds overwogen het zorgvuldig horen de beperkingen niet opheft en het FMMU-advies ook betrekking het beslissen heeft. Verweerder had ook -kenbaar en dus toetsbaar – dienen in te gaan op de opmerkingen die de gemachtigde bij herhaling heeft gemaakt over zijn inschatting van de begaafdheid van eiseres en de daarmee verband houdende competentie om te kunnen verklaren. Verweerder heeft enkel gewezen op de wijze waarop de gehoren zijn ingericht. Dit volstaat dus niet.
Het besluit op de aanvraag van eiseres zal worden vernietigd omdat bij het beslissen niet kenbaar rekening is gehouden met de beperkingen zoals die blijken uit FMMU-adviezen en zoals die naar voren zijn gebracht door de gemachtigde.
Het besluit op de aanvraag van eiser zal worden vernietigd omdat verweerder een onjuist toetsingskader heeft gehanteerd bij het beoordelen of hij op grond van artikel 18 Pri gehouden was een FMO te laten verrichten. De juridische beoordeling in deze procedure van deze verplichting is onjuist. In deze procedure heeft bovendien te gelden dat de beoordeling van de aanvraag van eiser is gebaseerd op de verklaringen van eiseres. Gelet op de specifieke omstandigheden van deze procedures kan dit niet volstaan omdat eiseres niet uit eigen wetenschap kan verklaren over de kern van het relaas voor zover dit de gestelde mishandeling betreft en verweerder ten onrechte de beperkingen van eiseres om te kunnen verklaren niet heeft betrokken bij het beslissen over de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres.
26. Verweerder zal opnieuw dienen te beslissen op de asielaanvragen van eisers. Indien verweerder in zijn nieuw te nemen besluiten er voor kiest om -zonder nader FMO ten behoeve van eiser en zonder nadere beoordeling van de verklaringen van eiseres met inachtneming van de geconstateerde beperkingen en zonder onderzoek naar de begaafdheid van eiseres - integraal uit te gaan van de geloofwaardigheid van het relaas, zal verweerder de zwaarwegendheid van het relaas moeten beoordelen om te onderzoeken of eisers in aanmerking moeten worden gebracht voor internationale bescherming. Indien de besluitvorming in beide procedures zal zijn afgerond is de rechtbank pas in staat om de verzoeken om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn te beoordelen. De rechtbank zal tegen die tijd partijen in overweging geven hierover in overleg te treden.
6. Verweerder heeft ervoor gekozen om geen hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak van 10 november 2021 en ook geen nader medisch onderzoek naar eiser of onderzoek naar de begaafdheid van eiseres te laten verrichten. Evenmin is getracht eisers opnieuw te horen. Verweerder heeft volstaan met een nieuwe beoordeling van de reeds afgelegde verklaringen en de beoordeling van documenten. Verweerder heeft in het voornemen aangegeven bij de beoordeling van de relazen rekening te houden met de beperkingen die voortvloeien uit alle FMMU-adviezen en met de beperkingen die door de gemachtigde van eisers naar voren zijn gebracht maar heeft niet verder toegelicht op welke wijze dit is gedaan.
Verweerder heeft in de bestreden besluiten alle elementen uit het relaas van eiser en eiseres integraal geloofwaardig geacht, met inbegrip van de gestelde huwelijksdatum 3 augustus 2016. Verweerder acht het relaas echter niet zwaarwegend genoeg om eisers in aanmerking te brengen voor internationale bescherming. De rechtbank acht dit onvoldoende draagkrachtig gemotiveerd en overweegt daartoe als volgt.
7. Verweerder heeft in het besluit aangegeven dat bij de beoordeling van de geloofwaardigheid de relevante elementen worden getoetst en een relevant element een feit of omstandigheid is die raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn en in verband staat met vluchtelingschap dan wel ernstige schade. De rechtbank overweegt dat indien verweerder drie elementen duidt en deze drie elementen geloofwaardig acht, verweerder daarmee in wezen te kennen geeft het gehele relaas, voor zover relevant voor de vraag of internationale bescherming moet worden verleend, integraal geloofwaardig te achten.
De rechtbank overweegt dat het derde element “
Problemen als gevolg van de relatie en het huwelijk” niet alleen de bijzonder ernstige mishandeling van eiser en de behandeling van eiseres omvat, maar ook de verklaringen over het trachten bescherming te krijgen bij de autoriteiten en het trachten te ontkomen aan verdere problemen met de familie van eiseres door elders in het land van herkomst te gaan wonen.
Verweerder heeft deze verklaringen niet als separate elementen geduid en verweerder heeft deze verklaringen ook niet uitdrukkelijk ongeloofwaardig geacht.
Verweerder stelt wel dat de documenten die eisers hebben overgelegd om te onderbouwen dat zij bescherming hebben gezocht het relaas niet ondersteunen. De rechtbank overweegt dat Bureau Documenten niet heeft geconcludeerd dat deze documenten vals of vervalst zijn. De overgelegde documenten ontkrachten het relaas dus niet. Verweerder heeft niet inzichtelijk gemaakt welke waarde hij bij de beoordeling van de aanvragen heeft toegekend aan de overgelegde documenten. Dit had wel gemoeten omdat verweerder het relaas integraal geloofwaardig heeft geacht en dit relaas ook het om bescherming vragen omvat. Verweerder kan, omdat hij het relaas integraal geloofwaardig heeft bevonden, de omstandigheid dat eisers documenten overleggen waarvan niet is vastgesteld dat deze authentiek zijn niet betrekken bij de beoordeling van de zwaarwegendheid. Verweerder moet bij deze beoordeling betrekken dat onderdeel van het vluchtrelaas van eisers verklaringen betreft dat zij zich hebben gewend tot de autoriteiten en aangifte hebben gedaan van de geloofwaardig geachte ernstige mishandeling. Verweerder heeft dit in de besluiten niet gedaan, waardoor de besluiten reeds hierom motiveringsgebreken bevatten en zullen worden vernietigd.
8. Verweerder acht voorts het integraal geloofwaardig geachte relaas niet zwaarwegend genoeg omdat sprake is van tijdsverloop tussen het sluiten van het huwelijk van eisers en het feitelijke vertrek van eisers uit hun land van herkomst en omdat er sprake is van tijdsverloop van twee weken na het verkrijgen van het visum tot aan het feitelijke vertrek. Verweerder werpt ook tegen dat eisers niet aanstonds na aankomst in Nederland een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend maar zijn doorgereisd naar Duitsland.
Deze tegenwerpingen zijn echter onvoldoende gemotiveerd omdat in het geheel niet is ingegaan op de argumenten die eisers hebben aangedragen om dit tijdsverloop en deze gedragingen te verklaren. Eisers hebben namelijk – kort weergegeven – aangegeven dat zij in hun land van herkomst getracht hebben zich aan verdere problemen te onttrekken door elders te gaan wonen en door bescherming te vragen bij de autoriteiten. Weliswaar zijn de problemen met de familie van eiseres reeds begonnen voordat het huwelijk is gesloten, maar eisers hebben zich ook na de huwelijksvoltrekking getracht te handhaven in hun land van herkomst. Dat gelet hierop niet blijkt van een acute vluchtsituatie en daarmee het relaas niet zwaarwegend is, acht de rechtbank weinig begrijpelijk. Indien eisers aanstonds na de eerste problemen zouden zijn gevlucht, zou naar alle waarschijnlijkheid zijn tegengeworpen dat zij niet getracht hadden bescherming te vragen bij de autoriteiten of dat zij niet getracht zouden hebben om zich aan verdere problemen te onttrekken door elders in hun land van herkomst te gaan wonen. Dat eisers ruim een jaar na de sluiting van hun huwelijk hun land verlaten, welk (voorgenomen) huwelijk “de oorzaak” van de problemen is, kan dus niet zonder nadere motivering ten grondslag worden gelegd aan het niet zwaarwegend genoeg achten van het relaas. De rechtbank merkt hierbij overigens op dat ook een vluchtsituatie die niet dermate acuut is dat onmiddellijk moet worden gevlucht, kan nopen tot de plicht om bescherming te bieden. Eisers hebben aangegeven dat zij hebben getracht hun bestaan elders in hun land van herkomst voort te zetten en dat zij hebben getracht bescherming in te roepen alvorens zij hebben beslist om het land te verlaten. Eisers hebben aangegeven een visum te hebben aangevraagd om te kunnen vertrekken en dat dit was geadviseerd. Namens eisers is ook aangegeven dat hen was verteld dat zij beter in een ander land asiel konden aanvragen. Verweerder had juist bij deze verklaringen over de gedragingen van eisers rekening moeten houden met de beperkingen zoals die in de eerdere uitspraak zijn benoemd. Dat het tijdsverloop tussen huwelijk en visumverkrijging enerzijds en het feitelijk vertrek uit het land van herkomst anderzijds er op duidt dat er geen sprake was van een vluchtsituatie acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. De tegenwerping veronderstelt niet alleen dat er één enkel incident aanleiding van vertrek moet zijn geweest, maar ook dat eisers in staat zouden zijn geweest om meteen te vluchten. Eisers hebben een verklaring gegeven voor dit tijdsverloop en verweerder had hier op dienen in te gaan. De enkele vaststelling dat eisers na de sluiting van het huwelijk nog één jaar en drie maanden in Jordanië zijn gebleven, terwijl zij voor het huwelijk al problemen hadden met de familie van eiseres en ook na verkrijging van het visum twee weken in Jordanië hebben verbleven voor feitelijk te vertrekken betekent niet dat reeds daarom er geen beschermingsbehoefte zou bestaan. Verweerder had ook dienen in te gaan op de verklaring van eisers waarom zij niet meteen bij binnenkomst in Nederland een verzoek om bescherming hebben ingediend. Dat eisers juridisch gezien gehouden zijn en in staat geacht worden om aanstonds na inreis in Nederland bescherming te vragen, laat onverlet dat verweerder kenbaar moet motiveren waarom de door eisers afgelegde verklaringen, gelet op hun beperkingen, niet betekent dat minder gewicht moet toekomen aan het niet aanstonds bescherming vragen. Eisers hebben er ook terecht op gewezen dat eiseres in het nader gehoord niet is bevraagd over waarom zij zijn uitgereisd op 1 december 2017 terwijl zij een visum hebben verkregen dat geldig was vanaf 17 november 2017. Deze tegenwerpingen van verweerder die deel uit maken van de beoordeling van de zwaarwegendheid van het relaas houden dus geen stand.
9. De rechtbank heeft ter zitting met partijen besproken of Bureau Documenten verzocht zou moeten worden schriftelijk of ter zitting nader toelichting te geven op de onderzoeksbevindingen met betrekking tot de documenten die zien op de bescherming die eisers stellen te hebben gevraagd voordat zij hun land van herkomst hebben verlaten. In de onderzoeksbevindingen van 21 oktober 2020 heeft Bureau Documenten een document dat afkomstig is van het Politiebureau Al Hashimi beoordeeld en een uitspraak gedaan over de echtheid en de opmaak en afgifte van het document, terwijl Bureau Documenten in haar bevindingen van 28 juni 2021 met betrekking tot een ander document afkomstig van ditzelfde politiebureau heeft aangegeven geen uitspraak te kunnen doen over de echtheid van het document gelet op het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal. Bureau Documenten heeft ten aanzien van dit document verder vastgesteld dat er geen onregelmatigheden waarneembaar zijn en er voorts geen uitspraken gedaan kunnen worden over de opmaak en afgifte van het document en niet kan worden vastgesteld of het document inhoudelijk juist is. Verweerder heeft ter zitting echter desgevraagd aangegeven dat ook indien aan de documenten bewijswaarde zou toekomen en het relaas voor zover dit betrekking heeft op het bescherming inroepen bij de autoriteiten zou ondersteunen, verweerder ook in die situatie geen bescherming zou verlenen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ook indien gevolgd zou moeten worden dat eisers geen bescherming hebben verkregen voordat zij hun land van herkomst zijn ontvlucht, zij dit alsnog kunnen en dienen te doen indien zij na terugkeer wederom problemen zouden ervaren. De rechtbank zal niet overgaan tot het stellen van nadere vragen aan Bureau Documenten. De rechtbank heeft hiervoor reeds overwogen dat indien verweerder alle geduide elementen geloofwaardig acht zonder voorbehoud ten aanzien van specifieke onderdelen van het vluchtrelaas, verweerder hiermee ook geacht wordt het relaas dat ziet op de pogingen om bescherming te vragen bij de autoriteiten aannemelijk te achten. De onderzoeksbevindingen van Bureau Documenten roepen weliswaar, zoals namens eisers terecht naar voren is gebracht, vragen op. Nu dit echter de geloofwaardigheidsbeoordeling niet regardeert acht de rechtbank het niet opportuun om Bureau Documenten om een nadere toelichting te verzoeken.
10. De rechtbank overweegt dat verweerder ook om andere redenen onvoldoende toereikend heeft gemotiveerd waarom aan eisers geen internationale bescherming dient te worden verleend. Het relaas is integraal geloofwaardig geacht maar onvoldoende zwaarwegend bevonden. Verweerder heeft echter niet gemotiveerd waarom uit het geloofwaardig geachte asielrelaas niet volgt dat eiser en eiseres een eerdere schending van artikel 3 EVRM hebben ondergaan gelet op het ernstige en blijvende letsel van eiser en gelet op de verklaringen van eiseres over hetgeen haar is aangedaan en haar gemotiveerde stelling dat dit gekwalificeerd dient te worden als onmenselijke en vernederende behandelingen. De rechtbank stelt vast dat verweerder in de besluiten niet heeft overwogen of sprake is van eerdere 3 EVRM-schendingen en dat dit wel had gemoeten omdat een eerder ondergane schending een indicatie is voor een risico bij terugkeer. De rechtbank wijst in dit verband op artikel 4, lid 4, van de Kwalificatierichtlijn en artikel 31, vijfde lid, van de Vw 2000.
11. De rechtbank heeft verweerder ter zitting gevraagd of de mishandeling van eiser met blijvend hersenletsel tot gevolg, dient te worden gekwalificeerd als een schending van artikel 3 EVRM en of eiseres eerder is onderworpen aan een met artikel 3 EVRM-strijdige behandeling. Gemachtigde van eisers heeft ter zitting in dit verband gewezen op de verklaringen die eiseres heeft afgelegd over de vernederende behandelingen terwijl zij was opgesloten. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat de relazen van beide eisers niet zijn te kwalificeren als een eerder ondergane behandeling die in strijd is met artikel 3 EVRM. De rechtbank overweegt dat ook dit een nadere motivering behoeft.
12. Verweerder dient, nu hij het relaas integraal geloofwaardig heeft geacht, uit te gaan van de omstandigheid dat eisers zich reeds in hun land van herkomst tot de autoriteiten hebben gewend en dat niet heeft geleid tot adequate bescherming. Verweerder had dit dienen te betrekken bij zijn standpunt dat eisers zich na terugkeer, indien nodig, tot de autoriteiten kunnen wenden om bescherming te vragen tegen eerwraakgerelateerd geweld. De enkele verwijzing van verweerder naar landeninformatie om te motiveren dat eisers bescherming kunnen vragen van de autoriteiten is daarmee onvoldoende om het afwijzende besluit te onderbouwen. Daargelaten dat eisers aannemelijk hebben gemaakt dat zij reeds bescherming hebben gevraagd, heeft gemachtigde van eisers bovendien terecht gewezen op passages in de informatie waar verweerder naar heeft verwezen die nu juist het standpunt van eisers onderbouwen dat
feitelijkgeen bescherming wordt geboden aan slachtoffers van (bedreiging met) eerwraak. Verweerder dient de algemene landeninformatie deugdelijker te betrekken bij de beoordeling of eisers feitelijk adequate bescherming kunnen verkrijgen tegen eerwraakgerelateerd geweld. De rechtbank heeft dit ter zitting ook zo besproken. De overweging in het besluit dat eiseres samen met haar man en haar kinderen terug kan keren en zich niet in de buurt van haar familie hoeft te vestigen miskent het ernstige en blijvende letsel bij eiser, de zeer jonge leeftijd van de kinderen en de gemotiveerd gestelde en niet door verweerder onderzochte beperkte vermogens van eiseres. Dat terugkeer in gezinsverband een beschermende factor zou zijn, zoals lijkt te worden gesuggereerd, is dan ook weinig begrijpelijk. Overigens is reeds geloofwaardig geacht dat eisers zich aan verdere problemen hebben proberen te onttrekken door elders te gaan wonen en dat geen bescherming en geen vrijwaring van verdere problemen heeft opgeleverd. De overweging in het verweerschrift dat uit Google Maps blijkt dat eisers zich 30 kilometer van de woonplaats van de familie van eiseres hebben gevestigd en “zij zich verder weg kunnen vestigen” acht de rechtbank ontoereikend om te onderbouwen dat geen bescherming behoeft te worden verleend. Daargelaten dat deze tegenwerping eerst in het verweerschrift naar voren wordt gebracht, miskent ook deze tegenwerping de ernst en het karakter van eerwraak.
13. De rechtbank zal de beroepen gegrond verklaren omdat wederom sprake is van meerdere motiveringsgebreken ten aanzien van het niet in aanmerking brengen van eisers voor internationale bescherming. Verweerder kan zonder nadere motivering niet aannemen dat het relaas onvoldoende zwaarwegend is omdat uit het tijdsverloop tussen het sluiten van het huwelijk van eisers en het feitelijke vertrek van eisers uit hun land van herkomst en het tijdsverloop tussen het verkrijgen van het visum en aan het feitelijke vertrek niet blijkt dat sprake is van een vluchtsituatie. Evenmin kan verweerder de omstandigheid dat eisers niet aanstonds na aankomst in Nederland een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend in dit kader tegenwerpen zonder hierbij kenbaar in te gaan op de verklaringen van eisers en de door gemachtigde gemotiveerde opmerkingen over de vermoedelijke begaafdheid van eiseres. Verweerder dient ook uitdrukkelijk te beoordelen of eiser en/of eiseres reeds eerder een met artikel 3 EVRM-strijdige situatie hebben moeten ondergaan en dient dit te betrekken bij zijn risico-taxatie en de beoordeling of eisers internationale bescherming behoeven. Tot slot dient verweerder te motiveren waarom hij uit algemene landeninformatie afleidt dat eiser en eiseres feitelijk en adequaat zullen worden beschermd tegen eerwraak waarbij verweerder zich er terdege rekenschap van moet geven dat het relaas integraal geloofwaardig is geacht. Eisers hebben niet alleen verklaard dat zij ernstige problemen met blijvende schade hebben ondervonden, maar ook dat zij getracht hebben aan verdere problemen met de familie van eiseres te ontkomen door zich tot de autoriteiten te wenden en door zich elders te vestigen. De enkele overwegingen dat ze zich wellicht nog verder van de woonplaats van de familie kunnen vestigen en de overweging dat zij sinds hun vertrek geen contact hebben gehad met hun familie is onvoldoende om te concluderen dat eisers geen bescherming behoeven. Verweerder dient nader in te gaan op de algemene landeninformatie en hetgeen bekend is over eerwraak in Jordanië en de (on)mogelijkheden om bij de autoriteiten bescherming te vragen en daadwerkelijk bescherming te verkrijgen.
14. De rechtbank overweegt dat geen enkele overweging van verweerder waarom hij het geloofwaardig geachte relaas niet zwaarwegend genoeg acht om bescherming te verlenen stand houdt. De rechtbank komt niet toe aan de standpunten van partijen over mogelijke aanspraken op verblijf op reguliere gronden.
15. Eisers hebben ook in deze procedure verzocht om te bepalen dat zij in aanmerking worden gebracht voor schadevergoeding in verband met een overschrijding van de redelijke termijn om te beslissen op de asielaanvragen van 7 december 2018. De rechtbank overweegt dat deze beslissing genomen zal worden op het moment dat een besluit in rechte komt vast te staan. De schadevergoeding in verband met de overschrijding van de redelijke termijn dient niet, zoals de dwangsom, tot het bewegen van het bestuursorgaan om een besluit te nemen, maar dient tot compensatie van geleden immateriële schade vanwege onaanvaardbaar tijdsverloop in een procedure. De vaststelling van deze schade op basis van het feitelijke tijdsverloop en de argumenten van partijen of dit tot schadevergoeding moet leiden, kan ten gronde worden beoordeeld als de procedure wordt afgesloten en de gehele duur van de procedure kan worden vastgesteld.
16. De rechtbank zal de besluiten vernietigen omdat deze onvoldoende zijn gemotiveerd. Verweerder dient wederom te beslissen op de asielaanvragen die eisers op 7 december 2018 hebben ingediend. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 6 weken. De rechtbank geeft verweerder mee om hierbij het zeer aanzienlijke tijdsverloop in deze procedure te betrekken en de besluiten te baseren op de ernst van de eerdere ervaringen en de vrees bij terugkeer in samenhang met de strekking van de landeninformatie en de kwetsbaarheid van eisers die voortvloeit uit de gezinssamenstelling, de medische problematiek en overige persoonlijke beperkingen en niet wederom doorslaggevende betekenis toe te kennen aan hoe mensen in een vluchtsituatie zich zullen gedragen en theoretische mogelijkheden om je te kunnen onttrekken aan een dreigende artikel 3 EVRM-schending dan wel daar bescherming tegen te vragen. De rechtbank heeft in dit kader ter zitting uitgesproken de indruk te hebben dat de beoordeling van verweerder dat de door eisers in de visumprocedure afgelegde verklaringen verschillen van de verklaringen in de asielprocedure, de beoordeling van de asielaanvragen in zekere mate beïnvloedt.
Indien verweerder tot inwilliging van de aanvragen overgaat, geeft de rechtbank partijen mee om in onderling overleg te treden over de vraag of het tijdsverloop aan de zijde van verweerder in deze procedure tot toekenning van schadevergoeding moet leiden. De rechtbank overweegt reeds nu dat indien deze vraag wordt voorgelegd aan de rechtbank, de rechtbank in deze procedure niet zal afwijken van de vaste jurisprudentie op dit punt ten aanzien van de toerekenbaarheid van het tijdsverloop en de standaardmatig toegekende bedragen per tijdvak van 6 maanden.
17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1 omdat sprake is van samenhangende zaken). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
18. Beslist wordt als volgt.