ECLI:NL:RBDHA:2023:7345

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 april 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
NL23.9275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Marokkaanse atheïst met problemen door het organiseren van bijeenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Marokkaanse man geboren in 2001, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond, met een inreisverbod voor twee jaar. De eiser stelde dat hij problemen ondervond door zijn atheïsme en het organiseren van bijeenkomsten, maar de rechtbank oordeelde dat deze problemen niet onder de bescherming van het Vluchtelingenverdrag vallen. De rechtbank volgde het standpunt van de verweerder dat de door eiser genoemde problemen niet voldoende waren onderbouwd en dat Marokko als veilig land van herkomst kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeerde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij onder een uitzonderingscategorie valt die hem recht zou geven op een verblijfsvergunning. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9275

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.M. van Eik),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L. Verhaegh).

ProcesverloopBij besluit van 21 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.9276, op 13 april 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K.L. Bahi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
Eiser is geboren op [geboortedatum] 2001 en heeft de Marokkaanse nationaliteit.
Eiser heeft op 2 december 2021 zijn asielaanvraag ingediend. Hij heeft daaraan - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat hij eigenlijk nooit in een God geloofde omdat hij over zijn bestaan twijfelde en niet het gevoel had dat hij bestond. Uiteindelijk is eiser op zijn 14/15e levensjaar onderzoek gaan doen op het internet en dat bevestigde zijn vermoedens. Naar aanleiding hiervan is eiser er rond zijn 16e openlijk voor uitgekomen dat hij atheïst is en daarna zijn de problemen begonnen.
Het bestreden besluit
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Eiser is atheïst;
3. Eiser organiseerde bijeenkomsten en heeft hierdoor problemen ondervonden.
Verweerder acht de eerste twee elementen geloofwaardig. Het derde relevante element acht verweerder niet geloofwaardig. Daartoe overweegt verweerder dat het opmerkelijk is dat eiser geen documenten heeft overgelegd om zijn verklaringen te onderbouwen, terwijl hij heeft gesteld vijftig bijeenkomsten te hebben georganiseerd. Het door eiser overgelegde screenshot is volgens verweerder onvoldoende in dit verband, omdat daaruit niet blijkt dat eiser daadwerkelijk bijeenkomsten organiseerde voor atheïsten of homoseksuelen. Ook heeft eiser geen documenten overgelegd waaruit blijkt dat hij is mishandeld of aangifte heeft gedaan bij de politie. Verder stelt verweerder dat eiser slechts algemene en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over de gestelde bijeenkomsten en dat hij bijvoorbeeld ook niet kan verklaren door wie hij is mishandeld. Volgens verweerder heeft eiser hiermee niet aannemelijk gemaakt dat hij bijeenkomsten organiseerde en hierdoor problemen heeft ondervonden.
Ten aanzien van de geloofwaardig geachte relevante elementen stelt verweerder verder dat Marokko voor atheïsten - zoals eiser - een veilig land van herkomst is. Eiser heeft volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat hij onder een uitzonderingscategorie valt en dat om die reden alsnog een verblijfsvergunning aan hem verleend zou moeten worden.
Beoordeling relevante elementen
4. De rechtbank beoordeelt allereerst de beroepsgrond van eiser waarin hij aanvoert dat verweerder ten onrechte de problemen van eiser die hij ondervond als gevolg van het zich uitspreken over atheïsme, niet heeft aangemerkt als een apart element.
5. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel vanwege het (enkele) feit dat hij problemen gehad zou hebben als gevolg van het zich uitspreken over atheïsme. De rechtbank volgt dit standpunt en overweegt dat verweerder op de zitting voldoende heeft gemotiveerd dat de door eiser genoemde problemen niet te herleiden zijn tot het Vluchtelingenverdrag [1] of artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en in die zin geen apart relevant element zijn. Dat eiser problemen heeft ondervonden als gevolg van het zijn van een atheïst in Marokko, bijvoorbeeld omdat zijn familie en buurtgenoten dit niet zonder meer accepteerden, betekent niet dat deze problemen ook te herleiden zijn tot het vluchtelingschap. Verweerder wijst erop dat in de Marokkaanse grondwet is bepaald dat ieder individu vrijheid van religie heeft, vrijheid van gedachten, vrijheid van expressie en samenkomen heeft. Bovendien stelt verweerder terecht dat de verklaringen van eiser hierover wel beoordeeld zijn en dat deze ook zijn betrokken bij de beoordeling in het kader van de uitzonderingscategorie ‘veilig land van herkomst’. Van een onzorgvuldige besluitvorming of motiveringsgebrek is dus geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
Problemen door het organiseren van bijeenkomsten
6. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is bedreigd en mishandeld omdat hij opkwam voor de rechten van atheïsten en homoseksuelen en bijeenkomsten organiseerde. Daarbij heeft verweerder van belang mogen vinden dat eiser geen enkel relevant document heeft overgelegd dat betrekking heeft op de bijeenkomsten. Uit het door eiser overgelegde screenshot blijkt niet dat eiser bijeenkomsten organiseerde of dat er sprake was van een bijeenkomst, zodat dit niet overtuigt. De rechtbank acht het bovendien net als verweerder opmerkelijk dat eiser stelt vijftig bijeenkomsten te hebben georganiseerd, maar dat hij geen enkel document kan overleggen dat hieraan kan worden gerelateerd. Te meer omdat eiser heeft gesteld dat hij zich ook via social media heeft uitgelaten over de bijeenkomsten. Dat het account van eiser is geblokkeerd en dat hij niet wist dat de documenten belangrijk waren om te bewaren, heeft verweerder geen geldig excuus hoeven vinden voor het ontbreken van documenten. Van eiser mag namelijk verwacht worden dat hij zijn verklaringen onderbouwt en dus dat hij relevante documenten bewaart. Verweerder heeft verder terecht overwogen dat eiser enkel algemene, niet specifieke, verklaringen heeft afgelegd over de gestelde problemen en bijeenkomsten en dat dit eveneens afbreuk doet aan de geloofwaardigheid daarvan. Zo heeft eiser niet duidelijk gemaakt wat precies de gang van zaken was tijdens de bijeenkomsten en wat er concreet werd besproken. Eiser is blijven steken in algemeenheden, ook nadat verweerder hem meerdere keren in de gelegenheid heeft gesteld om meer gedetailleerd te verklaren. [2] Van eiser mag verwacht worden dat hij meer in detail kan verklaren over de inhoud en de totstandkoming van de bijeenkomsten, waar hij zo’n grote rol bij heeft gespeeld. Op de zitting zijn door eiser diverse voorbeelden uit de gehoren genoemd. De rechtbank heeft naar deze voorbeelden gekeken en is - anders dan eiser - van oordeel dat deze evenmin zodanig concreet of gedetailleerd zijn dat verweerder hieruit had moeten concluderen dat de verklaringen (wel) geloofwaardig zijn.
7. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder heeft mogen vinden dat eiser niet afdoende heeft verklaard over de gestelde mishandelingen. Eiser kan niet verklaren wie hem heeft mishandeld, terwijl hij stelt dagelijks te zijn mishandeld door dezelfde personen. Dat deze personen dezelfde lichaamsbouw hadden, normale kleding droegen en hun gezicht bedekt hadden en dat eiser daarom niet kon zien wie het waren, heeft verweerder vaag en te algemeen mogen vinden. Bovendien is eisers stelling dat deze personen moslim-extremisten zijn en dat de aanvallen te maken hadden met zijn atheïsme enkel gebaseerd op vermoedens en niet op concrete feiten en omstandigheden. Verder heeft verweerder in dit verband mogen meewegen dat eiser geen medische stukken heeft overgelegd om de gestelde mishandelingen te onderbouwen. De beroepsgrond slaagt niet.
Veilig land van herkomst
8. In 2016 heeft verweerder Marokko op basis van algemene landeninformatie aangewezen als veilig land van herkomst. Op 6 mei 2021 heeft er een herbeoordeling plaatsgevonden, waarbij de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst is gehandhaafd. [3] Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 7 april 2021 [4] volgt dat verweerder de in artikel 37, derde lid van de Procedurerichtlijn [5] genoemde informatiebronnen bij zijn onderzoek moet betrekken, voor zover deze informatie beschikbaar is. Als van die bronnen geen informatie beschikbaar is, dan moet verweerder dat toelichten.
9. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder ten onrechte geen actuele informatie van de UNHCR heeft betrokken bij zijn herbeoordeling. Uit de toelichting die als bijlage is toegevoegd aan de Kamerbrief van de herbeoordeling van Marokko blijkt dat er geen actuele rapportages zijn gevonden van het EASO, de UNHCR of de Raad van Europa die bruikbaar waren voor de herbeoordeling van Marokko als veilig land van herkomst. Bovendien heeft verweerder op de zitting verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2023 [6] waarin de Afdeling heeft onderschreven dat verweerder iedere twee jaar een herbeoordeling moet maken en dat de beoordeling van 6 mei 2021 nog niet achterhaald is.
10. De rechtbank overweegt dat, gelet op de hiervoor genoemde informatie, Marokko voor (bekeerde) atheïsten - zoals eiser - als een veilig land van herkomst moet worden aangemerkt. Dat atheïsten zonder meer ook als (mensenrechten)activisten moeten worden aangemerkt die zich actief uitspreken tegen de islam en daarom tot een uitzonderings-categorie behoren, volgt de rechtbank dan ook niet. Het zijn van een atheïst betekent niet per definitie dat iemand wordt aangemerkt als een activist die gevaar loopt bij terugkeer, zoals eiser heeft betoogd. Eiser heeft bovendien met zijn verklaringen ook niet aannemelijk gemaakt dat hij zich openlijk uitsprak over de rechten van atheïsten en homoseksuelen en dat hij kritiek uitte op de islam, of dat hij een diepgewortelde drang heeft om dit te doen. De verwijzing van eiser naar het arrest van het Hof van 12 januari 2023 [7] maakt het oordeel dus niet anders. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko ten aanzien van hem persoonlijk zijn verdragsverplichtingen niet nakomt en evenmin dat hij de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten niet kan inroepen, indien dat nodig zou zijn. Eiser heeft zijn stelling dat hij ooit aangifte heeft gedaan bij de politie, maar dat zij hem niet hebben geholpen immers niet onderbouwd. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 8 van het EVRM
11. De rechtbank overweegt dat verweerder op basis van eisers verklaringen geen verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM aan eiser hoefde te verlenen of af hoefde te zien van het opleggen van een inreisverbod. Eiser heeft pas in de zienswijze gesteld dat hij een vriendin heeft en niet nader toegelicht waarom dat zou betekenen dat er moet worden afgezien van het opleggen van een inreisverbod. Bovendien heeft verweerder op de zitting uitgelegd dat eiser een visum kan indienen als hij Nederland wenst in te reizen, zodat het inreisverbod niet in de weg hoeft te staan aan zijn relatie. Ook deze beroepsgrond slaagt dus niet.
Conclusie
12. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
12. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr.S. Sari, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, Genève, 28 juli 1951.
2.De rechtbank verwijst naar pagina 10/11 van het gehoor veilig land van herkomst van 9 augustus 2022.
3.Herbeoordeling veilige landen van herkomst Georgië, Marokko en Tunesië van 6 mei 2021.
5.Richtlijn 2013/32/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming.
7.ECLI:EU:C:2023:13.