ECLI:NL:RBDHA:2023:7348

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
NL23.9616
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Algerijnse staatsburger wegens gebrek aan vluchtelingschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Algerijnse staatsburger. Eiser, geboren in 1991, had op 23 november 2022 een asielaanvraag ingediend, maar deze werd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld in Utrecht, waar eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser niet te herleiden waren tot de gronden van het Vluchtelingenverdrag. Eiser had gesteld dat hij uit Algerije was vertrokken vanwege financiële problemen en de wens naar een beter leven. De rechtbank benadrukte dat de economische situatie van eiser geen basis vormt voor vluchtelingschap volgens het Vluchtelingenverdrag en het EVRM. Bovendien werd opgemerkt dat de dood van zijn vader in de jaren '90 geen directe aanleiding was voor zijn vertrek uit Algerije.

De rechtbank concludeerde dat eiser niet direct asiel had aangevraagd bij aankomst in Europa en dat hij vijf maanden illegaal in Spanje had verbleven voordat hij naar Nederland kwam. Dit werd als een negatieve factor meegewogen in de beoordeling van zijn asielaanvraag. Daarnaast had eiser een strafblad, wat ook in de overwegingen werd betrokken. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de asielaanvraag, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9616
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: L. Verhaegh).

ProcesverloopBij besluit van 27 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond en een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.9617, op 13 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1991 en heeft de Algerijnse nationaliteit. Hij heeft op 23 november 2022 zijn asielaanvraag ingediend en heeft daaraan - kort gezegd - ten grondslag gelegd dat hij in Algerije weinig verdiende om rond te komen. Eiser is uit Algerije vertrokken omdat hij (in financiële zin) een beter leven wil voor zichzelf en zijn familie.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser niet te herleiden zijn tot één van de gronden zoals genoemd in het Vluchtelingenverdrag. De rechtbank heeft er begrip voor dat eiser zijn leven wil verbeteren, maar verweerder heeft er terecht op gewezen dat de economische situatie van eiser in Algerije geen raakvlakken heeft met het vluchtelingschap, dan wel met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ten aanzien van de verklaringen van eiser over de dood van zijn vader merkt verweerder verder terecht op dat deze gebeurtenis geen directe aanleiding is geweest voor eiser om te vluchten uit Algerije. De vader van eiser is in de jaren ’90 overleden en dit is voor eiser nooit de aanleiding geweest om het land te verlaten. Bovendien heeft eiser door de dood van zijn vader nooit problemen ondervonden en is hij pas in 2022 uit zijn land van herkomst vertrokken. De rechtbank overweegt dat verweerder eiser voldoende in de gelegenheid heeft gesteld om eventuele andere (asiel gerelateerde) problemen naar voren te brengen, maar dat eiser herhaaldelijk heeft verklaard dat de reden en directe aanleiding voor zijn vertrek de economische situatie is geweest.
De rechtbank overweegt verder dat verweerder mee heeft kunnen laten wegen dat eiser niet direct asiel heeft aangevraagd toen hij in Europa aan kwam. Eiser heeft vijf maanden illegaal in Spanje verbleven en vervolgens is hij een tijdje in Frankrijk geweest voordat hij naar Nederland is gekomen om asiel aan te vragen. Verweerder stelt terecht dat deze gang van zaken afbreuk doet aan de gestelde vrees en noodzaak voor internationale bescherming. Ook heeft verweerder mee kunnen laten wegen dat eiser in Nederland is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden wegens een woninginbraak. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat verweerder dit gegeven niet zou mogen meewegen, omdat er niet naar is gevraagd tijdens het gehoor. Eiser was op de hoogte van de detentie, die hij immers net had uitgezeten toen hij de aanvraag deed, en had kunnen verwachten dat dit ook een rol zou kunnen spelen in deze procedure. Dat verweerder het uittreksel van Justitiële Documentatie van 25 januari 2023 pas later aan het dossier heeft toegevoegd maakt evenmin dat de besluitvorming onzorgvuldig is geweest of dat het besluit vernietigd zou moeten worden vanwege een motiveringsgebrek. Verweerder heeft er bovendien tijdens de zitting terecht op gewezen dat de strafrechtelijke veroordeling geen zelfstandige afwijzingsgrond is geweest en de relevantie hiervan dus beperkt is in deze procedure. Ook anderszins is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om te oordelen dat het besluit onvoldoende gemotiveerd is of onzorgvuldig is voorbereid.
Het beroep is ongegrond. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 april 2023 door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.