ECLI:NL:RBDHA:2023:7387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
21_3422 en 21_3795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van politiegegevens en de rechtsgang bij de bestuursrechter

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023, gaat het om de vernietiging van politiegegevens op verzoek van eisers, die zich beroepen op het vernietigingsrecht van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en artikel 28 van de Wet politiegegevens (Wpg). Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben beroep ingesteld tegen besluiten van de minister van Financiën, die hun verzoeken om verwijdering van gegevens had afgewezen. De rechtbank behandelt de rechtsgang en de vraag of de vernietiging van de gegevens rechtmatig is. De rechtbank oordeelt dat het vernietigingsrecht van artikel 552a Sv voorrang heeft boven het vernietigingsrecht van artikel 28, tweede lid, van de Wpg. Dit betekent dat de strafrechter de uiteindelijke beslissing neemt over de uitvoering van de vernietiging van het klantdossier van eisers. De rechtbank verklaart de beroepen tegen de eerste twee besluiten niet-ontvankelijk en de beroepen tegen het derde besluit ongegrond. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eisers, die in totaal € 1.674,- bedragen. De uitspraak benadrukt de scheiding tussen bestuursrechtelijke en strafrechtelijke procedures en de rol van de strafrechter in het vernietigingsproces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 21/3422 en 21/3795

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2023 in de zaken tussen

[eiser](eiser) en
[eiseres](eiseres), uit [woonplaats], [1] eisers
(gemachtigden: mr. G.J.M.E. de Bont en mr. S.A. Eckhardt),
en

de minister van Financiën, verweerder

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr [gemachtigde 2]).

Procesverloop

Bij besluiten van 15 april 2021 en 11 mei 2021 (bestreden besluiten I) heeft verweerder de verwijderingsverzoeken van eiser en eiseres afgewezen.
Eisers hebben tegen deze besluiten beroep ingesteld.
Bij besluiten van 29 september 2021 heeft verweerder de bestreden besluiten I herzien en de verwijderingsverzoeken alsnog toegewezen (bestreden besluiten II).
Bij besluiten van 1 februari 2013 heeft verweerder bestreden besluiten II herzien en de verwijderingsverzoeken opnieuw afgewezen (bestreden besluiten III).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 april 2023.
Eisers werden vertegenwoordigd door mr. [naam 1] en mr. [naam 2], kantoorgenoten van hun gemachtigden.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?
1. De FIOD heeft in 2018 op grond van het Wetboek van Strafvordering (Sv) diverse gegevens gevorderd van een belastingadviseur. Onder die gegevens bevond zich ook het klantdossier van eisers. Eisers hebben zich op grond van artikel 552a Sv beklaagd over de vorderingen en hebben daarnaast op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) verzocht om verwijdering van het klantdossier. Verweerder heeft de verwijderingsverzoeken van eisers bij bestreden besluiten I afgewezen, omdat de gegevens onderdeel uitmaakten van een lopend opsporingsonderzoek en in dat onderzoek nog ter zake dienend waren. De strafrechter heeft een beslissing genomen op het beklag. [2] De strafrechter heeft onder meer bepaald dat de vorderingen rechtmatig waren, maar dat het klantdossier van eisers moest worden vernietigd omdat er geen noodzaak meer bestond om het klantdossier te verwerken. De FIOD heeft het klantdossier vervolgens ontoegankelijk gemaakt voor opsporing. In verband hiermee heeft verweerder bij bestreden besluiten II de verwijderingsverzoeken alsnog toegewezen. Eiseres hebben zich op het standpunt gesteld dat het klantdossier met het ontoegankelijk maken niet is vernietigd. Bij bestreden besluiten III heeft verweerder de verwijderingsverzoeken opnieuw afgewezen, omdat ten aanzien van de wijze van vernietiging van het klantdossier een rechtsgang openstaat bij de strafrechter of eventueel de civiele rechter als restrechter. De beroepen van eisers hebben van rechtswege mede betrekking op de bestreden besluiten II en III. [3]
Wat zijn de regels?
2. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vinden partijen in beroep?
3. Eisers voeren aan dat niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken zijn ingebracht door verweerder. Daarnaast stellen zij dat de verwerking onrechtmatig is, omdat deze geen strafrechtelijk doel dient. Verder voeren zij aan dat de gegevens niet zijn vernietigd en dat dus niet is voldaan aan artikel 28 van de WPG in samenhang met het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde gegevens. Ook stellen zij dat uit het feit dat artikel 28, tweede lid, van de WPG de mogelijkheid biedt gegevens af te schermen, blijkt dat vernietiging en afscherming als twee verschillende verwerkingswijzen moeten worden gezien. Eisers wijzen erop dat de beroepen zijn ingesteld tegen de besluiten op hun verwijderingsverzoeken. Dat de besluiten vervolgens twee keer zijn herzien en dat dit al dan niet is gebeurd naar aanleiding van een uitspraak van de strafrechter, maakt niet dat de beroepen zijn gericht tegen de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de uitspraak van de strafrechter. Ook is het de vraag of aan de verplichte kennisgeving als bedoeld in artikel 28, vijfde lid, van de Wpg is voldaan. Ten slotte verzoeken eisers om schadevergoeding in de vorm van vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft door twee keer herziene besluiten te nemen het beginsel van hoor en wederhoor, het zorgvuldigheidsbeginsel en de goede procesorde geschonden. Verweerder had de gelegenheid moeten bieden een zienswijze in te dienen voordat herziene besluiten werden genomen.
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het vernietigingsrecht van artikel 552a Sv voorgaat op het vernietigingsrecht van artikel 28, tweede lid, van de Wpg. Eisers kunnen een nieuw beklag instellen bij de beklagrechter over de wijze van vernietiging. Volgens verweerder wordt niet toegekomen aan de vraag of de vordering van de FIOD rechtmatig was. Daarbij wijst verweerder erop dat de strafrechter al heeft geoordeeld dat de vordering rechtmatig was en dat hiervan moet worden uitgegaan. Overigens stelt verweerder zich op het standpunt dat vernietigen in de zin van artikel 28, tweede lid, van de Wpg wel degelijk gelijk staat aan het ontoegankelijk maken (“uitgrijzen”) van het klantdossier. De gegevens kunnen niet meer worden geraadpleegd. Verweerder stelt zich bovendien op het standpunt dat het ‘ontoegankelijk maken’ in ieder geval kan worden aangemerkt als een vorm van afscherming in als bedoeld in artikel 28, tweede lid, onder b, van de Wpg. Het al dan niet in kennis stellen op grond van artikel 28, vijfde lid, van de Wpg is volgens verweerder geen besluit waartegen beroep openstaat.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bestreden besluiten I en II
5. Omdat niet is gesteld of gebleken dat eisers nog belang hebben bij de beoordeling van bestreden besluiten I en II, zullen de beroepen in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De rechtbank ziet wel aanleiding om verweerder in verband met de nieuwe besluiten, waaraan steeds een volledig andere motivering ten grondslag lag, te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank verwijst daarvoor naar rechtsoverweging 10.
Bestreden besluiten III
6. De rechtbank is van oordeel dat het vernietigingsrecht van artikel 552a Sv als speciale regeling voorgaat op het vernietigingsrecht van artikel 28, tweede lid, van de Wpg. De strafrechter heeft bepaald dat het klantdossier vernietigd moet worden. Partijen verschillen van mening over de vraag wat vernietigen in dit geval inhoudt. Eisers betwisten niet dat zij hierover een nieuw beklag kunnen indienen. Dat betekent dat de strafrechter zelf een oordeel kan geven over de uitvoering van zijn opdracht tot vernietiging. Verweerder stelt dan ook terecht dat een inhoudelijke uitspraak van de bestuursrechter over de vernietiging van het klantdossier in het kader van de Wpg, de door de wetgever vastgestelde systematiek op ontoelaatbare wijze zou doorkruisen. Dat het oordeel van de strafrechter pas later een rol is gaan spelen in het bestuursrechtelijke traject doet hier niet aan af.
7. Verweerder heeft voldoende toegelicht dat de stukken die hij volgens eisers nog zou moeten inbrengen geen op de zaak betrekking hebbende stukken betreffen. Ook heeft verweerder niet het beginsel van hoor en wederhoor, het zorgvuldigheidsbeginsel of de goede procesorde geschonden door eisers niet eerst de gelegenheid te bieden een zienswijze in te dienen voordat bestreden besluiten III werden genomen. Eisers hebben voldoende kunnen reageren op de nieuwe besluiten.
Conclusie
8. De beroepen zijn ongegrond voor zover zij zijn gericht tegen bestreden besluiten III. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een beoordeling van de gronden van eisers over de Wpg.
9. Eisers krijgen een vergoeding van hun proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht berekend en bedraagt € 1.674,-, omdat de gemachtigden een beroepschrift hebben ingediend en aan de zitting van de rechtbank hebben deelgenomen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen bestreden besluiten I en II niet-ontvankelijk;
- verklaart de beroepen voor zover gericht tegen bestreden besluiten III ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Als u het niet eens bent met de uitspraak op het beroep, dan kunt u een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit hoger beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Artikel 28 van de Wpg
1. De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende onjuiste politiegegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, het recht om onvolledige politiegegevens te laten aanvullen, onder meer door middel van een aanvullende verklaring. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2. De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onnodige vertraging vernietiging van de hem betreffende politiegegevens te verkrijgen indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of om te voldoen aan een wettelijke verplichting. In plaats van vernietiging draagt de verwerkingsverantwoordelijke zorg voor afscherming als:
a. de juistheid van de gegevens door de betrokkene wordt betwist en de juistheid of onjuistheid niet kan worden geverifieerd, in welk geval de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene informeert voordat de afscherming wordt opgeheven, of
b. de gegevens moeten worden bewaard als bewijsmateriaal.
3. De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen vier weken schriftelijk in kennis met betrekking tot de opvolging van zijn verzoek.
4. De verwerkingsverantwoordelijke geeft de rectificatie van de onjuiste politiegegevens door aan de bevoegde autoriteit van wie de gegevens afkomstig zijn.
5. Indien de verwerkingsverantwoordelijke politiegegevens heeft gerectificeerd, vernietigd of afgeschermd, stelt hij de ontvangers daarvan in kennis.
Artikel 552a Sv
1. De belanghebbenden kunnen zich schriftelijk beklagen over inbeslagneming, over het gebruik van in beslag genomen voorwerpen, over het uitblijven van een last tot teruggave, over het al dan niet toepassen van de in artikel 116, vierde lid, neergelegde bevoegdheid, over de vordering van gegevens, over het bevel toegang te verschaffen tot een geautomatiseerd werk of delen daarvan, tot een gegevensdrager of tot versleutelde gegevens dan wel kennis omtrent de beveiliging daarvan ter beschikking te stellen, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt, over de kennisneming of het gebruik van gegevens, opgeslagen, verwerkt of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk en vastgelegd bij een onderzoek in zodanig werk, over de kennisneming of het gebruik van gegevens als bedoeld in de artikelen 100, 101 en 114, over de vordering gegevens te bewaren en beschikbaar te houden, alsmede over de ontoegankelijkmaking van gegevens, aangetroffen in een geautomatiseerd werk, bedoeld in de artikelen 125o en 126cc, vijfde lid, de opheffing van de desbetreffende maatregelen of het uitblijven van een last tot zodanige opheffing. De belanghebbenden kunnen zich voorts schriftelijk beklagen over een bevel tot het ontoegankelijk maken van gegevens, bedoeld in artikel 125p. Over het beklag, bedoeld in de vorige volzin, beslist het gerecht zo spoedig mogelijk.
2. De belanghebbenden kunnen schriftelijk verzoeken om vernietiging van gegevens, vastgelegd tijdens een doorzoeking of op vordering verstrekt.
[…]
10. Acht het gerecht het beklag of het verzoek gegrond, dan geeft het de daarmede overeenkomende last.
[…].

Voetnoten

1.Op het moment van het instellen van het beroep woonden eisers in Zwitserland.
2.Beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2021.
3.Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.