ECLI:NL:RBDHA:2023:7396

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
C-09-646533-KG ZA 23-328
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over bruikleen-, beheer- en exploitatieovereenkomst tussen Beach Stadium B.V. en Gemeente Den Haag

In deze zaak heeft Beach Stadium B.V. (BS) de gemeente Den Haag aangeklaagd in een kort geding, waarin BS vorderde dat de gemeente zou worden veroordeeld tot uitvoering van een (concept) beheer- en exploitatieovereenkomst zonder de Beachvolleybalschool (BVS) op het exploitatievlak. BS stelde dat er een overeenkomst tot stand was gekomen die hen het exclusieve recht gaf om het exploitatievlak te gebruiken, zonder dat BVS daarbij betrokken zou zijn. De gemeente daarentegen voerde aan dat er geen overeenkomst was gesloten en dat het niet onredelijk was om BVS terug te laten keren naar het exploitatievlak. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen overeenkomst tot stand was gekomen tussen BS en de gemeente, en dat de gemeente niet in strijd handelde met de beginselen van behoorlijk bestuur. De vorderingen van BS werden afgewezen, en BS werd veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de gemeente gerechtigd was om BVS op het exploitatievlak toe te laten, en dat de eisen van de gemeente niet onredelijk of onaanvaardbaar waren.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/646533 / KG ZA 23-328
Vonnis in kort geding van 24 mei 2023
in de zaak van
BEACH STADIUM B.V.te Voorschoten,
eisende partij,
hierna te noemen: BS,
advocaat: mr. T.F.W. Bijloo te Den Haag,
tegen
GEMEENTE DEN HAAGte Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaten: mr. N.E.J. Franken en mr. J.W. Romeijn te Den Haag.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de aanvullende producties van BS.
1.2.
Op 10 mei 2023 is de mondelinge behandeling gehouden, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd. Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
De gemeente is sinds 2007 eigenaar van het The Hague Beach Stadium (hierna: Beach Stadium) op het strand van Scheveningen. Het Beach Stadium wordt ieder jaar in maart opgebouwd en in oktober weer afgebroken en het bestaat uit een stadion dat ruimte biedt aan 3.000 toeschouwers en een strandpaviljoen. Het strandpaviljoen is eigendom van BS.
2.2.
Vanaf 2008 heeft de gemeente het dagelijks beheer en de exploitatie van het Beach Stadium en het bijbehorende exploitatievlak (hierna ook gezamenlijk aangeduid met: het stadion) aan BS uitbesteed en heeft zij steeds (twee)jaarlijkse bruikleen-, beheer- en exploitatieovereenkomsten met BS gesloten. Op basis van deze overeenkomsten heeft de gemeente het stadion (om niet) in bruikleen gegeven aan BS. De kosten voor het groot onderhoud van het Beach Stadium en de kosten voor de opbouw en opslag daarvan kwamen voor rekening van de gemeente. Daarnaast voerde BS in opdracht van de gemeente het beheer over het stadion en was zij verantwoordelijk voor de exploitatie daarvan, waarbij het streven was om zeven dagen per week programmering te realiseren van commerciële, niet-commerciële en maatschappelijke activiteiten. In dat kader sloot BS ook contracten met derden die van het stadion gebruik wilden maken. Voor haar werkzaamheden ontving BS jaarlijks een vergoeding van de gemeente.
2.3.
De meest recente bruikleen-, beheer- en exploitatieovereenkomst gold voor de strandseizoenen 2021 en 2022 (hierna: de overeenkomst 2021-2022) en liep af in november 2022. Het door de gemeente aan BS in 2021 en 2022 in beheer en exploitatie gegeven Beach Stadium en exploitatievlak zijn hieronder weergegeven (
figuur 1).
figuur 1
2.4.
De Beachvolleybalschool (hierna: BVS) is een sportaanbieder en beachvolleybalschool met (inmiddels) ruim 750 leden. BVS heeft vanaf de komst van het stadion tot 2021 beachvolleybalvelden en faciliteiten van BS gehuurd en zij had gedurende die periode een thuisbasis in het stadion.
2.5.
In 2021 vond een aantal grote evenementen plaats in het stadion, zoals het TeamNL Olympic Festival. Vanwege de duur en het ruimtebeslag van dit evenement heeft de gemeente besloten om BVS tijdens het strandseizoen 2021 te huisvesten op het Zuiderstrand.
2.6.
De gemeente heeft begin 2022 besloten de vestiging van BVS op het Zuiderstrand ook voor strandseizoen 2022 te laten gelden.
2.7.
Op 21 maart 2022 hebben BS en de gemeente overleg gevoerd waarin de gemeente heeft aangegeven dat zowel BS als BVS vanaf het strandseizoen 2023 op het exploitatievlak gehuisvest moeten worden. BS heeft wederom haar bezwaren tegen de terugkeer van BVS geuit.
2.8.
Op 4 oktober 2022 hebben BS en de gemeente een gesprek gehad waarin de gemeente aan BS liet weten dat wat haar betreft de locatie van BVS op het exploitatievlak en de aanbestedingsregels in relatie tot de te sluiten overeenkomst voor strandseizoen 2023 besproken moesten worden.
2.9.
In november 2022 liep de overeenkomst 2021-2022 af. Tijdens een gesprek op
1 november 2022 hebben partijen het strandseizoen 2022 geëvalueerd. Daarnaast hebben partijen gesproken over seizoen 2023 en de ontwikkelingen aan de kant van de gemeente, waarbij de gemeente heeft aangegeven dat BVS zou terugkeren op het exploitatievlak. Ook in een volgend overleg op 8 november 2022 heeft de gemeente aan BS, onder meer, aangegeven dat het voor de toekomst noodzakelijk is om voor BVS ruimte te creëren op het exploitatievlak.
2.10.
Op 27 december 2022 hebben partijen nogmaals overleg gevoerd waarin werd voorgesteld om een verkennend gesprek tussen BS, BVS en de gemeente te plannen. De gemeente heeft bij e-mail van 25 januari 2023 BS en BVS uitgenodigd voor een gesprek en daarin, voor zover relevant, het volgende geschreven:
“Graag nodig ik je via deze weg uit voor een gezamenlijk overleg tussen Beach Stadium BV, de Beachvolleybalschool en de gemeente Den Haag. Doel van het overleg is om de ruimtelijke situatie op het sportstrand te bespreken voor de seizoenen 2023/2024 en de onderlinge (samenwerking)afspraken om een voor iedereen prettig en succesvol seizoen tegemoet te gaan. (…)
In de afgelopen periode zijn er diverse aparte gesprekken geweest over het gebruik van het
sportstrand door zowel Beachstadium BV (inclusief de bijbehorende partijen) en de
Beachvolleybalschool. Voor alle betrokkenen is duidelijk dat er momenteel een vraagstuk ligt voor de komende jaren (2023 en 2024) die vraagt om een oplossing. Hierbij wordt op alle partijen een beroep wordt gedaan om naast het eigen belang ook oog te hebben voor de
gezamenlijke belangen om tot een oplossing te komen.
Vanuit de gemeente is er de bereidheid om meer ruimte beschikbaar te stellen zodat er een
aanzienlijk aantal 'permanente' velden in de directe omgeving van het Beachstadion kunnen
worden gerealiseerd. Gezien de drukte op het sportstrand is dit geen sinecure. Deze stap kan uitsluitend gezet worden als er concrete (samenwerkings)afspraken gemaakt kunnen worden over het gebruik van de velden.
Ook hecht ik er waarde aan om (nogmaals) te benadrukken dat het toegenomen sportieve
gebruik, in combinatie met het aantal evenementen en recreatieve gebruik, nadrukkelijk heeft geresulteerd in een ruimtelijk vraagstuk op de langere termijn. Er wordt momenteel gewerkt aan een visie vanuit Sport over het gebruik van het sportstrand én de andere delen van de Haagse kust. Op basis daarvan gaan wij intern en extern in overleg met als doel om tot een toekomstbestendig beleid te komen waarin de verschillende belangen goed zijn geborgd. (…)”
2.11.
Het gezamenlijk overleg heeft plaatsgevonden op 1 februari 2023 waarbij zowel de gemeente als BS, BVS en Beach Clinics aanwezig waren. Vervolgens heeft de gemeente bij e-mail van 15 februari 2023 een concept bruikleen,- beheer- en exploitatieovereenkomst voor het strandseizoen 2023-2024 aan BS gestuurd, waarbij de plattegrond van het exploitatievlak nog niet zat inbegrepen. In het concept van deze nieuwe overeenkomst is de volgende passage opgenomen:
“Aansluitend op het exploitatievlak van Beach Stadium BV heeft de Beachvolleybalschool een exploitatievlak ter beschikking voor haar activiteiten. Zie bijlage 1 voor de exacte weergave van de ruimte. Beide partijen stemmen ermee in om in goed overleg ruimte te bieden aan elkaar door gebruik van elkaars ruimte en faciliteiten mogelijk te maken.”
Verder heeft de gemeente de volgende opmerking geplaatst bij de laatste zin van voornoemde passage:
“Op basis van de lopende gesprekken kan deze passage verder worden aangescherpt.”
2.12.
Bij e-mail van 20 februari 2023 heeft BS op de hiervoor geciteerde passage in het concept gereageerd en, voor zover nu relevant, gereageerd als volgt:
“Zoals in het gesprek benoemd (…) vorige week zullen partijen functioneren als buren. Er zal geen sprake zijn van het gebruik maken van elkaars faciliteiten. (…)”
2.13.
Bij e-mail van 22 februari 2023 heeft de gemeente, voor zover relevant, als volgt gereageerd:
“Al sinds onze eerste overleggen heb ik vanuit de gemeente aangegeven dat in 2023 ook de Beachvolleybalschool gebruik zal maken van het Sportstrand. Vanuit de gemeente is er bereidheid om beperkte extra ruimte te bieden zodat een zo optimaal mogelijke situatie wordt gerealiseerd, waarbij beiden partijen gescheiden hun activiteiten kunnen ontplooien terwijl de exploitatievlakken een eenheid vormen. Enige vorm van afstemming/samenwerking en slim gebruik van de ruimte en faciliteiten is hierbij van belang. (…)”
2.14.
Op 16 maart 2023 heeft de gemeente per e-mail de volgende concepttekening aan BS gestuurd, waarin het Beach Stadium en het exploitatievlakken van zowel BS als BVS staan ingetekend:
2.15.
Diezelfde dag heeft BS gereageerd dat zij niet akkoord gaat met de concepttekening.
2.16.
In de periode van 20 maart 2023 tot en met 30 maart 2023 hebben partijen nog met elkaar gecorrespondeerd en heeft BS nog een reactie op concept van de nieuwe overeenkomst aan de gemeente gestuurd. In dit aangepaste concept van de overeenkomst (hierna: het een-na-laatste concept) staat, voor zover relevant, de volgende tekst opgenomen (de onderlijnde en doorgestreepte tekst zijn aanpassingen die door de gemeente zijn gedaan):
“- Aansluitend op het exploitatievlak van Beach Stadium BV heeft de Beachvolleybalschool een exploitatievlak ter beschikking voor haar activiteiten. Zie bijlage 1 voor de exacte weergave van de ruimte.Beide partijen respecteren de met de gemeente separaat gemaakte afspraken met betrekking tot het exploitatievlak, laten zich niet negatief uit over elkaar en acteren als ‘goede buur’ indien één van beide partijen met een specifieke wens zich tot de ander richt. Indien een verschil van inzicht zicht voordoet dan wordt deze voorgelegd aan de gemeente.stemmen er mee in om in goed overleg ruimte te bieden aan elkaar door gebruik van elkaars ruimte en faciliteiten mogelijk te maken.
BS heeft bij deze passage de volgende opmerking geplaatst:
“Beach Stadium heeft in de afgelopen zes maanden argumenten genoemd waarom we niet akkoord gaan. Dit punt is nog onderdeel van gesprek.”
2.17.
Bij brief van 4 april 2023 heeft de advocaat van de gemeente aan BS bericht dat er geen overeenstemming is over het concept van de nieuwe overeenkomst en haar gesommeerd om de werkzaamheden, zoals de plaatsing van het paviljoen, te staken.
2.18.
Bij e-mail van 7 april 2023 heeft de advocaat van BS aan de gemeente een lijst van bezwaren tegen de terugkeer van BVS op het exploitatievlak aan de gemeente gestuurd. Verder is in die e-mail aangegeven dat er geen ruimte is om BVS te laten terugkeren op het exploitatievlak, dat dit mogelijk tot oneerlijke concurrentie leidt en de rentabiliteit in gevaar brengt.
2.19.
In het weekend van 8 april 2023 heeft de gemeente het Beach Stadium met hekken omheind.
2.20.
Op 17 april 2023 heeft de gemeente een finaal voorstel gedaan en een aangepaste overeenkomst aan BS toegestuurd. BS is niet op dat voorstel ingegaan.

3.Het geschil

3.1.
BS vordert, kort samengevat, de gemeente te veroordelen tot directe uitvoering van de een-na-laatste versie van de (concept) beheer- en exploitatieovereenkomst, zonder BVS in het exploitatievlak, gedurende de bodemprocedure waarin BS zal vorderen dat de beheer- en exploitatieovereenkomst tussen BS en de gemeente tot stand is gekomen zonder BVS in het exploitatievlak, dan wel een door de voorzieningenrechter te bepalen uitvoering, met veroordeling van de gemeente in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing voert BS, kort samengevat, het volgende aan.
Tussen partijen is een beheer- en exploitatieovereenkomst tot stand gekomen op basis waarvan alleen BS (en dus niet BVS) het exploitatievlak mag exploiteren en gebruiken.
BS stelt dat zij akkoord is gegaan met het een-na-laatste concept van de overeenkomst dat zij van de gemeente heeft ontvangen, waarin partijen hebben afgesproken dat BVS een eigen exploitatievlak naast het exploitatievlak van BS krijgt en BS en BVS feitelijk als buren zullen fungeren.
Daarnaast is het volgens BS onredelijk en onacceptabel dat de gemeente vasthoudt aan haar eis dat BVS terugkeert naar het exploitatievlak. Dat is enerzijds in strijd met de op grond van artikel 3:14 BW door de gemeente in acht te nemen algemene beginselen van behoorlijk bestuur, meer specifiek het vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel, en anderzijds is dit strijdig met de redelijkheid en billijkheid. Om die reden vormen de tussen partijen gemaakte afspraken – met uitzondering van de eis van BVS – een rompovereenkomst die partijen bindt en die de gemeente moet nakomen.
Volgens BS moet zij in afwachting van de inmiddels door haar aanhangig gemaakte bodemprocedure over deze kwestie over het stadion kunnen beschikken.
3.3.
De gemeente voert verweer tegen de vorderingen van BS dat hierna, voor zover relevant, zal worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat er in deze zaak om of tussen BS en de gemeente een bruikleen-, beheer- en exploitatieovereenkomst tot stand is gekomen waarbij BVS geen plek heeft op het exploitatievlak, en zo niet, of het onredelijk dan wel onaanvaardbaar is dat de gemeente vasthoudt aan de eis dat dat BVS een plek krijgt op het exploitatievlak.
De voorzieningenrechter oordeelt dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen en dat het niet onredelijk of onaanvaardbaar is dat de gemeente vasthoudt aan haar eis voor wat betreft de positie van BVS. De voorzieningenrechter zal zijn oordeel hieronder toelichten.
Geen overeenkomst tot stand gekomen
4.2.
BS stelt zich primair op het standpunt dat tussen haar en de gemeente een
bruikleen-, beheer- en exploitatieovereenkomst voor strandseizoen 2023-2024 tot stand is gekomen. Op basis van die overeenkomst is BS gerechtigd om (weer) over het Beach Stadium en exploitatievlak te beschikken, zonder dat BVS gebruik mag maken van het exploitatievlak, aldus BS. Op de zitting heeft BS toegelicht dat zij akkoord is gegaan met het een-na-laatste concept van de overeenkomst dat zij van de gemeente heeft ontvangen (zie hiervoor bij 2.16), waarin partijen hebben afgesproken dat BVS een eigen exploitatievlak naast het exploitatievlak van BS krijgt en BS en BVS feitelijk als buren zullen fungeren. Die afspraak volgt volgens BS uit de volgende bewoordingen:
“aansluitend op het exploitatievlak van Beach Stadium BV heeft de Beach volleybal school een exploitatievlak ter beschikking voor haar activiteiten.”BS heeft naar eigen zeggen bij e-mail van 20 februari 2023 ingestemd met deze afspraak. BS en de gemeente hoefden het alleen nog eens te worden over het door BS en BVS over en weer gebruiken van elkaars faciliteiten, aldus BS.
4.3.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat BS niet aannemelijk heeft gemaakt dat tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen en licht dat als volgt toe.
4.4.
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeenkomst niet is ondertekend. De vraag is of partijen desondanks overeenstemming hadden over de essentialia van de overeenkomst. Eén van de onderdelen waar partijen tijdens de onderhandelingen met elkaar over spraken, was de eis van de gemeente dat BVS terugkeert naar het exploitatievlak. Anders dan BS meent, is dat een wezenlijk aspect van de overeenkomst omdat het ziet op de omvang van het te beheren gedeelte van het strand. Het gaat dus om een kernbeding. De vervolgvraag is of partijen overeenstemming hadden over dit aspect. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft BS dat niet voldoende aannemelijk weten te maken.
4.5.
In het een-na-laatste concept van de overeenkomst staat dat BVS aansluitend aan het exploitatievlak van BS een exploitatievlak ter beschikking heeft voor haar activiteiten. BS heeft in haar reactie op dat beding een opmerking in het concept geplaatst met de strekking dat zij daarmee niet akkoord gaat en dat dit punt nog onderdeel is van gesprek (zie hiervoor bij 2.16). Reeds uit die opmerking van BS volgt dat zij niet instemde met deze eis van de gemeente en partijen op dit wezenlijke punt dus geen overeenstemming hadden.
4.6.
Dat de hiervoor genoemde bepaling zo moet worden uitgelegd dat BVS een
eigenexploitatievlak zou krijgen, naast het exploitatievlak van BS (en, zo begrijpt de voorzieningenrechter, dus buiten het exploitatievlak behorend bij het Beach Stadium) en dat BS daarmee zou hebben ingestemd, heeft BS evenmin voldoende aannemelijk gemaakt. Dit standpunt, dat BS voor het eerst op de zitting heeft ingenomen, strookt ten eerste niet met de stellingen in haar eigen dagvaarding. In haar dagvaarding stelt BS dat partijen het (nog) niet eens waren over BVS en dat BS heeft voorgesteld dat BVS op een aan het exploitatievlak aanpalend perceel haar velden uitzet, maar dat dit voorstel van BS onbespreekbaar was voor de gemeente. Bovendien rijst ook uit de tussen partijen gewisselde correspondentie en de onweersproken toelichting van de gemeente op de zitting het beeld dat partijen in onderhandeling waren over terugkeer van BVS naar het exploitatievlak (en dus niet op een perceel daarnaast), maar dat zij het daarover niet eens konden worden. BS kon redelijkerwijs niet aan de onder 2.11 aangehaalde passage uit de bij e-mail van 15 februari 2023 door de gemeente aan BS gezonden concept overeenkomst ontlenen dat BVS een eigen, nieuw gecreëerd exploitatievlak zou krijgen dat naast het (oorspronkelijke) exploitatievlak zou worden gerealiseerd. In deze passage is namelijk opgenomen: “
Beide partijen stemmen ermee in om in goed overleg ruimte te bieden aan elkaar door gebruik van elkaars ruimte en faciliteiten mogelijk te maken”.Indien BVS niet gebruik zou gaan maken van het (oorspronkelijke) exploitatievlak van BS
,zou gebruik maken van elkaars ruimte immers helemaal niet aan de orde hoeven zijn.
4.7.
De opmerking die BS in haar e-mail van 20 februari 2023 heeft gemaakt over het feit dat partijen als buren functioneren, lijkt betrekking te hebben op de manier waarop BS en BVS met elkaar zouden omgaan bij het gebruik van het exploitatievlak. Deze opmerking heeft geleid tot een gedeeltelijk aangepaste bepaling in het een-na-laatste concept, waarbij BS nota bene zelf de opmerking heeft geplaatst dat zij niet akkoord gaat en dit punt nog onderdeel is van gesprek. Bovendien volgt uit de door de gemeente op 16 maart 2023 toegestuurde tekening dat zowel BS als BVS een plek op het exploitatievlak kregen. Ook uit de daarna gewisselde correspondentie valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter zonder nadere toelichting niet af te leiden dat BS er, na ontvangst van die tekening, van uitging en heeft mogen uitgaan dat partijen hadden afgesproken dat BVS een eigen exploitatievlak zou krijgen.
4.8.
Nu BS onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat partijen overeenstemming hadden over alle essentialia van de bruikleen-, beheer- en exploitatieovereenkomst voor strandseizoen 2023-2024, is de conclusie dat tussen partijen geen overeenkomst tot stand is gekomen.
De gemeente handelt niet in strijd met artikel 3:14 BW
4.9.
Verder doet BS een beroep op artikel 3:14 BW. Dit artikel bepaalt dat een bevoegdheid die krachtens het burgerlijk recht aan een overheidslichaam toekomt op grond van artikel 3:14 BW niet mag worden uitgeoefend in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht. Tot de regels van publiekrecht behoren de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Dit betekent dat een overheidslichaam bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel in acht moet nemen.
Geen schending van het vertrouwensbeginsel
4.10.
BS stelt zich ten eerste op het standpunt dat zij erop mocht vertrouwen dat er voor strandseizoen 2023-2024 ook een bruikleen-, beheer- en exploitatieovereenkomst tot stand zou komen met als uitgangspunt dat BVS niet zou terugkeren naar het exploitatievlak. BS voert aan dat partijen al 15 jaar met elkaar contracteren en dat de gemeente haar bezwaren tegen de komst van BVS begin 2022 nog valide zou hebben gevonden, terwijl zij niet heeft aangegeven waarom dat nu anders zou zijn. Ook wijst BS erop dat in de – inmiddels geëindigde – overeenkomst van 2021-2022 zou staan dat 2023 een overgangsjaar is naar een jaarrond exploitatie. Dat zou volgens BS vertrouwen bij haar hebben gewekt.
4.11.
De voorzieningenrechter oordeelt dat de gemeente het vertrouwensbeginsel niet heeft geschonden. Daarvoor is het volgende van belang. De gemeente heeft allereerst op de zitting onweersproken naar voren gebracht dat zij heeft besloten om BVS tijdens het strandseizoen 2021 een plek te geven op het Zuiderstrand, omdat sprake was van ruimtegebrek bij het stadion als gevolg van het TeamNL Olympic Festival. Ook heeft de gemeente onweersproken gesteld dat de verplaatsing van BVS naar het Zuiderstrand een incidentele uitzondering betrof en dat zij dit zowel aan BS als aan BVS heeft gecommuniceerd. De gemeente heeft op de zitting verder naar voren gebracht dat zij begin 2022 heeft besloten om de status quo gedurende strandseizoen 2022 te handhaven. Volgens de gemeente was de reden daarvoor dat BS begin 2022 niet wilde instemmen met de terugkeer van BVS naar het stadion, kort gezegd omdat BS inmiddels afspraken had met Beach Clinics en er volgens haar te weinig ruimte beschikbaar was voor nog een beachvolleybalschool op het exploitatievlak. Omdat op dat moment de tussen BS en de gemeente gesloten overeenkomst 2021-2022 nog van kracht was, zag de gemeente naar eigen zeggen geen mogelijkheid om BVS in 2022 naar het stadion te laten terugkeren. Reden waarom zij ervoor koos om de toen geldende stand van zaken voor seizoen 2022 nog een jaar te gedogen. BS heeft deze door de gemeente geschetste gang van zaken niet bestreden.
4.12.
Verder is van belang dat de gemeente vanaf – in ieder geval – maart 2022 aan BS heeft gecommuniceerd dat BVS vanaf het strandseizoen 2023 weer terug moet keren naar het exploitatievlak. Dat aspect is tijdens de onderhandelingen voor de nieuwe overeenkomst ook steeds onderwerp van gesprek geweest tussen partijen. De gemeente heeft bovendien weersproken dat zij zou hebben ingestemd met het feit dat BS in 2021 een overeenkomst aanging met Beach Clinics en verder is niet gesteld of gebleken dat de gemeente heeft toegezegd dat BS haar overeenkomst met Beach Clinics vanaf strandseizoen 2023 zou kunnen voortzetten.
4.13.
Bij die stand van zaken mocht BS er naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat de gemeente haar eis van terugkeer van BVS zou loslaten bij de onderhandelingen over de bruikleen-, beheer en exploitatieovereenkomst voor strandseizoen 2023-2024. Van schending van het vertrouwensbeginsel is dus geen sprake.
4.14.
Dat partijen al sinds de komst van het Beach Stadion met elkaar hebben gecontracteerd en dat zij de afgelopen jaren ook met elkaar hebben gesproken over de mogelijkheid van een jaarrond exploitatie, maakt tot slot niet dat BS erop mag vertrouwen dat de gemeente geen nieuwe of aanvullende voorwaarden stelt bij de onderhandelingen van een nieuw contract.
Geen schending van het zorgvuldigheidsbeginsel
4.15.
Daarnaast stelt BS dat de gemeente het zorgvuldigheidsbeginsel heeft geschonden. De voorzieningenrechter begrijpt uit het betoog van BS dat de gemeente onvoldoende rekening zou hebben gehouden met de financiële status van BS en het feit dat de terugkeer van BVS op het exploitatievlak grote financiële gevolgen voor BS zou kunnen hebben, waaronder een mogelijk faillissement. Ook stelt BS dat de gemeente onvoldoende heeft toegelicht waarom zij, ondanks de bezwaren van BS, aan haar eis vasthoudt en dat de gemeente die eis op het laatste moment in de overeenkomst heeft opgenomen, terwijl die eis in het een-na-laatste concept niet (meer) was opgenomen.
4.16.
Ook het beroep van BS op het zorgvuldigheidsbeginsel slaagt niet. De gemeente heeft er terecht op gewezen dat de ruimte op het strand schaars is en dat zij, naast de belangen van BS, meerdere belangen in acht heeft te nemen, zoals de belangen van BVS, van de naastgelegen strandpaviljoenhouders en van de recreatieve strandgangers. De gemeente heeft er verder op gewezen dat zij zo goed mogelijk heeft geprobeerd rekening te houden met de belangen van alle betrokkenen door het exploitatievlak enigszins op te rekken. Verder heeft de gemeente aangevoerd dat zij BS is tegemoetgekomen op het punt van de in de overeenkomst opgenomen tarieven en de door BS gewenste tarieven voor 2023 heeft overgenomen. Gelet op deze toelichting van de gemeente, die BS niet, althans onvoldoende heeft weersproken, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de gemeente onvoldoende oog heeft gehad voor de belangen van BS. De gemeente heeft bovendien tijdig en duidelijk aangekondigd dat BVS vanaf strandseizoen 2023 naar het exploitatievlak zou moeten terugkeren en die eis heeft de gemeente ook steeds gehandhaafd. De gemeente handelt naar het oordeel van de voorzieningenrechter daarom niet onzorgvuldig door vast te houden aan de terugkeer van BVS naar het exploitatievlak.
4.17.
Dat de terugkeer van BVS naar het exploitatievlak praktische en financiële gevolgen kan hebben voor (wijze van) de exploitatie van het stadion en voor de bedrijfsvoering van BS, maakt het voorgaande niet anders. Het is aan BS om voorafgaand en tijdens de onderhandelingen met de gemeente voor een nieuw strandseizoen in te schatten of zij de exploitatie van het stadion ter hand kan en wil nemen en die afweging komt in uitgangspunt voor haar rekening en (ondernemers)risico. Zoals hiervoor overwogen was BS ook op de hoogte van de door de gemeente beoogde terugkeer van BVS op het exploitatievlak, zodat BS daar ook rekening mee had kunnen en behoren te houden, ook in het contact met haar (contractuele) partners.
4.18.
De voorzieningenrechter concludeert dat de eis van de gemeente dat BVS vanaf strandseizoen 2023 zal terugkeren naar het exploitatievlak niet in strijd is met het vertrouwens- en zorgvuldigheidsbeginsel. De gemeente heeft geen vertrouwen gewekt dat BVS niet meer op het exploitatievlak terug zou keren en de gemeente heeft verder onweersproken naar voren gebracht dat er sprake is van ruimtetekort op het strand. De toelichting van de gemeente in acht genomen dat zij met alle verschillende belangen, ook die van BS, rekening heeft gehouden, leidt tot het oordeel dat BS niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gemeente onzorgvuldig heeft gehandeld. Bij die stand van zaken is het naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onredelijk of onacceptabel, noch naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de gemeente vasthoudt aan haar eis. Dat betekent ook dat, voor zover BS nog heeft bedoeld te stellen dat de gemeente is gehouden om verder te onderhandelen over dit aspect, dit naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet van de gemeente kan worden verlangd.
Slotsom en proceskosten
4.19.
Dit alles leidt tot de slotsom dat de vordering van BS zal worden afgewezen. BS zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding. Onder de proceskosten vallen ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel (per 1 februari 2023: € 173,--). In geval van betekening worden een extra bedrag aan salaris (per 1 februari 2023: € 90,--) en de explootkosten van betekening toegekend.
De proceskosten en de nakosten die zijn begroot op € 173,-- dienen te worden betaald binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken. De nakosten die zijn begroot op € 90,-- en de explootkosten dienen te worden betaald binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis. Bij gebreke van tijdige betaling is de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van BS af;
5.2.
veroordeelt BS om binnen veertien dagen nadat dit vonnis is uitgesproken de kosten van dit geding aan de gemeente te betalen, tot dusverre aan de zijde van de gemeente begroot op € 1.755,--, waarvan € 1.079,-- aan salaris advocaat en € 676,-- aan griffierecht, te vermeerderen met nakosten zoals vermeld in 4.19, en bepaalt dat bij gebreke van tijdige betaling de wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten verschuldigd is, op de wijze zoals onder 4.19 vermeld;
5.3.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.
fjs