ECLI:NL:RBDHA:2023:743

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
NL22.4046 en NL22.4047
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit inzake machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit meerdere personen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers hebben op 9 maart 2022 beroep ingesteld, nadat zij op 30 september 2021 de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke hadden gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het nemen van een besluit op het bezwaar van eisers is verstreken. De rechtbank oordeelt dat de beroepen gegrond zijn en vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit, dat gelijkgesteld wordt aan een besluit. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen twee weken na de bekendmaking van de uitslag van het DNA-onderzoek alsnog een besluit aan eisers bekend te maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft, met een maximum van € 7.500. De proceskosten van eisers worden vastgesteld op € 418,50.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.4046 en NL22.4047

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam 1], eiseres

V-nummer: [Nummer 1]
[Naam 2], eiser
V-nummer: [Nummer 2]
[Naam 3], eiseres
V-nummer: [Nummer 3]
[Naam 4], eiser
V-nummer: [Nummer 4]
gezamenlijk te noemen eisers,
(gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 9 maart 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft op 5 april 2022 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijk gesteld. Daartegen kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Bij afzonderlijke besluiten van 9 december 2020 (de primaire besluiten) heeft verweerder de aanvragen van [Naam 5], referente, tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aan eisers afgewezen. Zij hebben op 22 december 2020 bezwaar gemaakt.
3. In dit geval is de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Het primaire besluit dateert van 9 december 2020 en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw vier weken. De beslistermijn is conform artikel 7:10, tweede lid, van de Awb op 29 januari 2021 opgeschort doordat verweerder eisers in de gelegenheid heeft gesteld om nog gronden van bezwaar in te dienen. Op 11 februari 2021 zijn bezwaargronden ingediend en is de beslistermijn verder gaan lopen.
4. Uit het voorgaande volgt dat verweerder uiterlijk op 2 juni 2021 een besluit had moeten nemen op het bezwaar van eisers.
5. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken. Op 30 september 2021 hebben eisers verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld. Vervolgens zijn meer dan twee weken verstreken voordat eisers op 9 maart 2022 beroep hebben ingesteld. De beroepen zijn kennelijk gegrond.
6. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat, als het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of indien naleving van een wettelijk voorschrift daartoe noopt, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn stellen of een andere voorziening treffen.
7. Verweerder heeft zich in het verweerschrift van 5 april 2022 op het standpunt gesteld dat een gehoor met eiseres [Naam 1] noodzakelijk is. In een aanvullend schrijven van 15 juni 2022 verklaart verweerder dat het gehoor met [Naam 1] inmiddels op 18 mei 2022 heeft plaatsgevonden. Naar aanleiding van dit gehoor heeft verweerder bij brief van 14 juni 2022 kenbaar gemaakt dat er aanvullende informatie nodig is. Eisers is verzocht om binnen vier weken de gevraagde informatie toe te zenden. Afhankelijk van de toegezonden informatie, zullen de vervolgstappen worden bepaald. Gelet hierop kan op dit moment niet worden aangegeven binnen welke termijn er kan worden beslist, aldus verweerder.
8. Uit de reactie van 13 oktober 2022 van eisers blijkt dat er weliswaar regelmatig e-mailcontact is tussen de familieleden maar dat het nog niet gelukt is om DNA-onderzoek in te plannen.
9. De rechtbank ziet, gelet op de toelichting van partijen op de bijzondere omstandigheden, aanleiding om te bepalen dat verweerder, nadat de uitslagen van het gevraagde DNA-onderzoek bekend zijn, binnen twee weken alsnog een besluit op bezwaar neemt en verbindt aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat de staatssecretaris in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
10. De rechtbank zal gelet hierop bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor
elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 418,50 (twee samenhangende zaken, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen twee weken na bekendmaking van de uitslag van het DNA-onderzoek een besluit aan eisers bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100 (honderd euro) verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.