ECLI:NL:RBDHA:2023:7436

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
C/09/621905 / FA RK 21-8271
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, waaronder partneralimentatie en verdeling van de huwelijksgemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2023 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op 24 mei 2023 is uitgesproken. De partijen zijn in 2011 met elkaar gehuwd in gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft eerder voorlopige voorzieningen getroffen, waarbij de vrouw het gebruik van de echtelijke woning is toegewezen, maar haar verzoek om partneralimentatie werd afgewezen. De man heeft op 25 november 2021 een verzoek tot echtscheiding ingediend, met nevenvoorzieningen, waaronder de verdeling van de huwelijksgemeenschap en partneralimentatie. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw tot voortgezet gebruik van de echtelijke woning afgewezen, omdat zij inmiddels een huurwoning heeft gevonden. De rechtbank heeft de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie vastgesteld op € 3.422,- netto per maand, en na aftrek van haar eigen inkomen, is de aanvullende behoefte vastgesteld op € 1.271,- netto per maand. De man is veroordeeld tot het betalen van € 533,- bruto per maand aan partneralimentatie. De rechtbank heeft de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij de overwaarde van de woning en andere bezittingen bij helfte worden verdeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 21-8271 en FA RK 22-2431
Zaaknummer: C/09/621905 & C/09/628129
Datum beschikking: 11 januari 2023

Scheiding

Beschikking op het op 25 november 2021 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. J.P. Snoek te Utrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A. Prins te Nieuwegein.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek tevens aanvullende verzoeken;
- het verweer op de aanvullende verzoeken;
- het per e-mail ingediende formulier verdelen en verrekenen van de zijde van de man;
- het F9-formulier met bijlagen van 28 oktober 2022 van de zijde van de vrouw;
- het F9-formulier met bijlagen van 31 oktober 2022 van de zijde van de man;
- het F9-formulier met bijlagen van 3 november 2022 van de zijde van de vrouw;
- het F9-formulier met bijlage van 9 november 2022 van de zijde van de man;
- het F9-formulier met bijlagen van 9 november 2022 van de zijde van de vrouw.
Op 10 november 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld.
Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw met haar advocaat;
  • de man met zijn advocaat.

Feiten

  • Partijen zijn op [huwelijksdatum] 2011 te [huwelijksplaats] , gemeente [gemeente] , met elkaar gehuwd.
  • Partijen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen.
  • Deze rechtbank heeft op 4 mei 2022 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover van belang, inhoudende dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om partneralimentatie afgewezen.

Verzoek en verweer

Het verzoek zoals dat na wijziging luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
- te bepalen dat de woning van partijen, gelegen aan de [woonadres] te [postcode] [woonplaats] , verkocht zal worden door een makelaar naar keuze van partijen en indien deze keuze niet binnen uiterlijk twee weken na de datum beschikking zal zijn gemaakt, de man een bindende keuze kan maken voor een verkoopmakelaar;
- te bepalen dat, na verkoop en overdracht van de woning, de overwaarde, na aftrek van de hypotheekschulden en overige kosten verband houdend met de verkoop van de woning, tussen partijen bij helfte verdeeld zal worden;
- te bepalen dat de boot en de auto (Audi A3) aan de man worden toebedeeld voor een waarde van 10.000,- onder de verplichting om de vrouw een bedrag van 5.000,- te voldoen;
- te bepalen dat de banksaldi van de bank- en spaarrekeningen van partijen op het moment van ontbinding van de gemeenschap bij helfte verdeeld zullen worden tussen partijen;
- te bepalen dat het gereedschap aan de man wordt toebedeeld en de overige inboedelzaken bij helfte verdeeld zullen worden, onder de verplichting van de vrouw om het gereedschap van de man en de overige aan de man toebedeelde zaken, binnen uiterlijk een week na de beschikking aan de man ter hand te stellen;
- toedeling aan de man van een gebruiksvergoeding, in goede justitie door deze rechtbank vast te stellen,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De vrouw voert– onder referte voor het overige –verweer tegen het verzochte ten aanzien van de verdeling, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Bovendien heeft de vrouw na wijziging, zelfstandig verzocht om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie van:
€ 241,- bruto per maand over de periode 9 februari 2022-7 oktober 2022,
€ 586,- bruto per maand over de periode 7 oktober 2022-28 februari 2023,
€ 1.387,- bruto per maand over de periode vanaf 28 februari 2023;
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform
het voorstel van de vrouw;
- voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel tot het moment dat aan haar een woning in de sociale sector is toegewezen, dan wel, subsidiair, gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking,
- toedeling aan de man van het huurrecht van de echtelijke woning,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.

Beoordeling

Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Echtscheiding
Beide partijen hebben verzocht om de echtscheiding uit te spreken zodat het verzoek tot echtscheiding als op de wet gegrond kan worden toegewezen.
Voortgezet gebruik
Gebleken is dat de echtelijke woning inmiddels is verkocht en wordt geleverd op 28 februari 2023. Daarnaast is de vrouw per 7 oktober 2022 verhuisd naar een huurwoning.
Nu de vrouw inmiddels eigen vervangende woonruimte heeft gevonden zal de rechtbank het verzoek van de vrouw tot het voortgezet gebruik van de echtelijke woning afwijzen vanwege een gebrek aan belang bij een beslissing.
Gebruiksvergoeding, vergoeding lasten echtelijke woning en partneralimentatie met terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de vrouw partneralimentatie verzocht over een drietal periodes: de periode waarin zij in de echtelijke woning verbleef (vanaf de indiening van het zelfstandig verzoek tot aan haar vertrek uit de echtelijke woning), de periode vanaf haar vertrek uit de echtelijke woning tot aan de verkoop en levering van die woning en de periode daarna. De achtergrond van die verzoeken is erin gelegen dat de lasten van de vrouw in die periodes verschillend zijn, gelet op haar bijdrage in de kosten van de echtelijke woning (zowel eigenaarslasten als gebruikerslasten) en haar eigen huurlasten. De man heeft op zijn beurt zowel een gebruiksvergoeding gevorderd gebaseerd op de overwaarde van de woning (over de periode gelegen tussen indiening van het verzoekschrift en het vertrek van de vrouw uit de echtelijke woning) als – in het kader van een verdeling – vergoeding door de vrouw van de grotendeels door hem betaalde lasten van de echtelijke woning.
De rechtbank stelt voorop dat de verplichting tot het betalen van partneralimentatie niet eerder ingaat dan op het moment dat de echtscheiding juridisch is geformaliseerd, derhalve het moment van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De verzoeken van de vrouw, voor zover die zien op de periode daarvoor, worden reeds om die reden afgewezen. Toewijzing van de verzoeken zou neerkomen op een wijziging van de bij wijze van voorlopige voorziening gegeven beslissing en daartoe had de vrouw een apart verzoek moeten indienen.
Op grond van artikel 1:84 jo 1:81 Burgerlijk Wetboek (BW) komen de kosten van de huishouding van echtgenoten naar evenredigheid van hun inkomens voor rekening van hen samen. De eigenaarslasten en gebruikerslasten, voor zover die niet vermogensvormend zijn, zijn kosten van de huishouding. Een en ander vloeit voort uit de lotsverbondenheid die de huwelijkse band tussen echtgenoten meebrengt. Voor zover de man heeft willen betogen dat de bijdragen die hij en de vrouw ieder hebben gedaan in de aan de echtelijke woning verbonden lasten niet conform artikel 1:84 BW zijn gedaan, heeft hij zijn standpunt onvoldoende onderbouwd. In dat kader is van belang dat de vraag wie welk deel van deze kosten voor zijn rekening moet nemen en de vraag of er grond is voor het vaststellen van een voorlopige partneralimentatie, communicerende vaten zijn. In deze zaak heeft de man, die het grootste inkomen had, geen voorlopige bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw betaald. Het had op de weg van de man gelegen om te onderbouwen dat zijn aandeel in de totale kosten van de huishouding, daarin begrepen de kosten van ieders individuele huishouding, niet evenredig is geweest. Bovendien is ter zitting gebleken dat partijen destijds op aanzet van de hulpverlening concrete afspraken hebben gemaakt over de kosten van de echtelijke woning, waarbij de vrouw de gebruikerslasten voor haar rekening neemt alsmede € 250,- bijdraagt in de eigenaarslasten en de man de overige eigenaarslasten draagt, en gebleken is dat die ook zijn nageleefd. De man heeft niet aangevoerd waarom hij op die afspraken terug zou mogen komen. Nog daargelaten dat de vrouw heeft aangevoerd dat het verzoek van de man om vergoeding van de door hem betaalde lasten in strijd met de goede procesorde – namelijk alleen in het verdelingsformulier en niet in het petitum – is gedaan waardoor zij zich daar niet goed tegen heeft kunnen verweren, wordt dat verzoek dan ook afgewezen. Het hier geschetste juridisch kader staat er tevens aan in de weg dat voordat het huwelijk is ontbonden een gebruiksvergoeding wordt bepaald die de ene echtgenoot aan de andere zou moeten betalen (zie bijvoorbeeld het Gerechtshof Den Haag, ECLI:NL:GHDH:2020:43). Daarom wordt ook dat verzoek van de man afgewezen.
Partneralimentatie
Ingangsdatum
Zoals hierboven al door de rechtbank is uitgelegd zal de verplichting tot het betalen van partneralimentatie niet eerder ingaan dan op het moment van het inschrijven van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
Vooraf
De rechtbank overweegt dat beide partijen elkaar over en weer verwijten dat zij onvoldoende inzicht hebben gegeven in elkaars werkelijke inkomen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de rechtbank correct hebben voorgelicht en zij heeft in dat kader ter zitting reeds benoemd dat indien de gegevens niet blijken te kloppen, dat mogelijk een reden is voor een wijzigingsprocedure. Als partijen bewust gegevens hebben verzwegen of de rechtbank bewust verkeerd hebben voorgelicht dan riskeren zij in die wijzigingsprocedure bovendien een proceskostenveroordeling.
Behoefte
De vrouw heeft haar behoefte gesteld op € 3.325,- aan de hand van een behoeftelijst.
De man heeft de behoefte aan de verzochte bijdrage betwist en heeft daartoe gesteld dat de vrouw zelf in haar levensonderhoud kan voorzien.
De rechtbank zal de behoefte van de vrouw berekenen aan de hand van de hofnorm. Hierbij wordt de behoefte van de onderhoudsgerechtigde conform de richtlijn van de Expertgroep Alimentatienormen vastgesteld op 60% van het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan van partijen.
De rechtbank acht het redelijk om uit te gaan van de jaaropgaven van partijen van 2021. Aan de zijde van de vrouw is een complicerende factor dat zij maar negen maanden salaris heeft ontvangen in verband met een ongeval, maar dat de overige drie maanden worden gecompenseerd door een schade-uitkering waarvan de hoogte echter nog niet definitief is vastgesteld. De rechtbank zal daarom het inkomen van de vrouw dat blijkt uit de jaaropgave extrapoleren naar een heel jaar (twaalf maanden). De rechtbank houdt dan rekening met een inkomen van € 30.977,33 bruto per jaar.
Aan de zijde van de man gaat de rechtbank bij het berekenen van de behoefte uit van zijn jaaropgave 2021. De man verdiende in dat jaar € 63.214,- bruto per jaar.
De rechtbank berekent het netto besteedbaar gezinsinkomen op € 5.704,- per maand. De behoefte van de vrouw bedraagt dan volgens de hofnorm afgerond € 3.422,- netto per maand (60% van € 5.704 per maand). De rechtbank verwijst naar de aangehechte berekening.
Behoeftigheid
Van behoeftigheid is sprake als de vrouw niet voldoende inkomsten heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien en die zich in redelijkheid ook niet kan verwerven.
De man betwist dat de vrouw behoeftig is en voert daartoe aan dat het onduidelijk is wat het inkomen van de vrouw op dit moment precies is. De man gaat er daarom vanuit dat de vrouw een verdiencapaciteit heeft waarbij zij in ieder geval haar in 2020 behaalde inkomen kan behalen. De vrouw betwist dit. Zij stelt dat zij in 2020 (het coronajaar) veel opdrachten had in de zorg en hierdoor veel kon verdienen. Het aantal opdrachten is daarna flink gedaald en bovendien is zij thans arbeidsongeschikt, onder meer ten gevolge van een ernstig ongeval. Op dit moment is de vrouw in afwachting van de resultaten van haar letselschadeadvocaat en is nog onduidelijk hoe hoog haar uitkering zal zijn. Het is in ieder geval duidelijk dat zij niet in een betere financiële situatie zal komen dan in 2021.
De rechtbank acht het redelijk om voor de behoeftigheid, eveneens als voor de behoefte, uit te gaan van een geëxtrapoleerd inkomen over 2021 en niet van het hogere inkomen dat de vrouw in 2020 kon verdienen. Dat houdt in dat de vrouw op jaarbasis € 30.977,33 kan verdienen.
Aanvullende behoefte
Op de hiervoor berekende netto behoefte van de vrouw van € 3.422,- per maand moet haar netto besteedbaar inkomen (€ 2.151) in mindering worden gebracht. Dit leidt tot een aanvullende behoefte van € 1.271,- netto per maand. Dat is € 2.019,- bruto per maand.
Draagkracht
De man heeft ter zitting gesteld dat hij per 1 januari 2023 uit dienst treedt. In ruil voor een afkoopsom krijgt de man over december een hoger salaris en daarnaast heeft de man een periode betaald verlof gekregen. Per 1 januari 2023 ontvangt de man naar eigen zeggen
€ 48.598,- bruto per jaar.
De vrouw betwist dit. Zij stelt dat de rechtbank dient te rekenen met het inkomen van de man over 2022, dat aanzienlijk hoger is. De pensioenopgave van de man dateert uit 2020 en de man heeft met dit document dus onvoldoende aangetoond wat zijn inkomen per 1 januari 2023 zal zijn. De vrouw denkt verder dat de man een afkoopsom zal ontvangen nu hij in het verleden vaker heeft gesteld dat hij met vervroegd pensioen wenst te gaan.
De rechtbank overweegt dat de man duidelijk heeft uitgelegd waarom hij geen afkoopsom heeft of zal ontvangen. Het lag op de weg van de vrouw om dit gemotiveerd te betwisten, hetgeen zij heeft nagelaten. Nu de rechtbank het verhaal van de man aannemelijk acht zal zij hiervan uitgaan. De rechtbank is echter met de vrouw van oordeel dat de man een recenter pensioenoverzicht had moeten overleggen, nu het overgelegde pensioenoverzicht van de man uit 2020 stamt. Daar komt nog bij dat de man ter zitting niet bereid was om het gehele document uit 2020 in het geding te brengen. De rechtbank zal daarom het pensioeninkomen dat uit het ingediende overzicht blijkt indexeren naar 2023.
De rechtbank gaat bij de berekening van de draagkracht van de man uit van een inkomen (pensioen) van € 48.598 bruto per jaar in 2020, dat wil zeggen € 52.741,24 bruto per jaar in 2023.
De rechtbank houdt geen rekening met aan de echtelijke woning verbonden lasten, nu deze op zeer korte termijn, namelijk per 28 februari 2023, eindigen en de alimentatieverlichting eerst aanvangt met inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand. Bovendien heeft de man ter zitting aangegeven in januari nog een extra uitkering van 5 weken salaris te zullen ontvangen alsmede achterstallig vakantiegeld, zodat de eventuele extra uitgaven over de korte periode waarin de alimentatieverplichting al geldt maar de woning nog niet is verkocht, daarmee worden gecompenseerd.
De rechtbank houdt rekening met de volgende fiscale heffingskortingen:
- de algemene heffingskorting.
Uitgaande van bovenstaande gegevens berekent de rechtbank het netto besteedbaar inkomen van de man op € 2.849,- per maand. De rechtbank verwijst hierbij naar de aan de beschikking gehechte berekening.
De rechtbank neemt de volgende niet – dan wel onvoldoende – betwiste maandelijkse lasten in aanmerking:
- € 144,90 voor een premie ziektekosten;
- € 850,- kale huur.
Voor de man geldt de bijstandsnorm voor een alleenstaande en een draagkrachtpercentage van 60. Hieruit volgt een draagkracht van de man van € 942,- bruto per maand.
De rechtbank is van oordeel dat het redelijk is om de draagkrachtruimte van partijen te vergelijken.
Gezien het voorgaande en gelet op de fiscale gevolgen en de jusvergelijking is de rechtbank van oordeel dat een bedrag aan partneralimentatie voor de vrouw van € 533,- bruto per maand redelijk en billijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven is.
Verdeling
Peildatum
De peildatum voor de bepaling van de omvang van de huwelijksgemeenschap is 25 november 2021, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift. Voor de bepaling van de waarde van de te verdelen goederen geldt de datum van feitelijke verdeling, tenzij partijen anders overeenkomen of op basis van redelijkheid en billijkheid daarvan dient te worden afgeweken. Dit laatste is niet gesteld of gebleken.
Omvang van de huwelijksgemeenschap
Door partijen zijn de volgende bestanddelen en schulden van de ontbonden huwelijksgemeenschap naar voren gebracht:
de echtelijke woning aan [woonadres] te [postcode] [woonplaats] met de daarop rustende hypothecaire geldleningen bij [hypotheker] (2 leningdelen);
ankrekeningen;
auto Audi A4;
een boot met trailer;
inboedel;
een schuld in verband met een consumptief kredietlening.
Ad. A) de echtelijke woning
Partijen hebben de woning inmiddels verkocht. De man stelt dat hij van de opbrengst van de woning nog een aantal bedragen wil aftrekken. Die bedragen zien vooral op de lasten van de woning, waar de rechtbank eerder in deze beschikking al over heeft geoordeeld onder het kopje ‘Gebruiksvergoeding, vergoeding lasten echtelijke woning, en partneralimentatie met terugwerkende kracht’. De rechtbank oordeel daarom expliciet dat de man deze bedragen niet van de opbrengst van de woning mag aftrekken. Partijen mogen van overwaarde (koopsom – hypotheekschuld en krediet) slechts de kosten die direct samenhangen met de verkoop aftrekken en dienen het resterende bedrag bij helfte te delen.
Ad. B) de bankrekeningen
Partijen zijn overeengekomen dat de rekeningen en banksaldi aan diegene worden toegescheiden op wiens c.q. wier naam de rekening staat zonder nadere verrekening van de saldi. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen deze afspraak zullen nakomen en zal derhalve niets meer beslissen.
Ad. C) de auto en Ad. D) de boot met trailer
Partijen hebben overeenstemming bereikt over de waarde van de auto en boot met trailer. Zij zijn overeengekomen dat de auto, boot en trailer samen € 10.000 waard zijn zodat de man aan de vrouw € 5.000,- zal betalen. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen deze afspraak zullen nakomen en zal derhalve niets meer beslissen.
Ad. E) Inboedel
De man heeft inmiddels zijn gereedschap en overige spullen ontvangen van de vrouw. Partijen zijn van mening dat verdeling hiermee reeds heeft plaatsgevonden zodat er niets meer te beslissen valt.
Af. F) Schuld
Ter zitting heeft de rechtbank geconstateerd dat er geen beslissing meer hoeft te worden genomen ten aanzien van de schulden.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [huwelijksdatum] 2011 te [huwelijksplaats] , gemeente [gemeente] ;
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand,
een partneralimentatie van € 533,- bruto per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en verklaart deze beschikking in zoverre uitvoerbaar bij voorraad;
stelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
met betrekking tot de woning, gelegen aan de [woonadres] ( [postcode] ) te [woonplaats]
a. a) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de koopsom, te vermeerderen met de waarde van de aan de woning gekoppelde polissen ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de makelaar-taxateur;
b) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Brakel, rechter, tevens kinderrechter, bijgestaan door mr. E.S. Pries als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 11 januari 2023.