ECLI:NL:RBDHA:2023:7439

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 mei 2023
Publicatiedatum
24 mei 2023
Zaaknummer
NL21.19084
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nareis asiel en jongvolwassenenbeleid in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor afgifte van een mvv in het kader van nareis asiel. Eiser, een jongvolwassene van Syrische nationaliteit, had zijn aanvraag ingediend om bij zijn vader in Nederland te kunnen verblijven. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat eiser niet kon aantonen dat hij feitelijk tot het gezin van zijn vader behoort en dat hij niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de feitelijke gezinsband niet verbroken is en dat hij afhankelijk is van zijn vader.

De rechtbank heeft de zaak op zitting behandeld op 23 maart 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank overweegt dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser zelfstandig is en zichzelf kan handhaven. Eiser verblijft samen met zijn zus in een vluchtelingenkamp in Irak en kampt met psychische problemen. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek in de beslissing van verweerder. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser binnen zes weken.

De rechtbank veroordeelt verweerder tevens in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,- en draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.19084

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. K. Yousef),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Procesverloop

Bij besluit van 3 februari 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor afgifte van een mvv [1] in het kader van nareis asiel, afgewezen.
Bij besluit van 12 november 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 27 oktober 2022 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen.
De rechtbank heeft het beroep op 23 maart 2023 op zitting behandeld. Referent was aanwezig met de gemachtigde van eiser. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1994 en heeft de Syrische nationaliteit. Hij wil verblijf bij zijn vader (referent). Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is aangetoond dat eiser feitelijk tot het gezin van referent behoort. Volgens verweerder valt eiser niet onder het jongvolwassenenbeleid. Ook is er geen sprake van een band tussen eiser en zijn vader die de gebruikelijke banden tussen een ouder en meerderjarig kind overstijgt.
Wat vindt eiser in beroep?
2. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte niet het jongvolwassenenbeleid heeft toegepast. De feitelijke gezinsband is niet verbroken. Hij is afhankelijk van zijn vader, behoort tot het gezin en is niet zelfstandig. Hij leidt aan psychische problemen. Er zijn geen contra-indicaties aanwezig. Verder had verweerder een verblijfsrecht moeten toekennen op grond van artikel 8 van het EVRM [2] , nu referent zich rechtstreeks op de Gezinsherenigingsrichtlijn [3] beroept.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Jongvolwassenenbeleid
3. Uit het beleid [4] van verweerder volgt dat verweerder uitsluitend aanneemt dat sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, als het meerderjarige kind:
  • jongvolwassen is;
  • met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
  • niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
  • geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie.
3.1.
Niet in geschil is dat eiser op het moment van binnenkomst in Nederland nog geen 25 jaar was en dat niet is gebleken van contra-indicaties. In geschil is of de feitelijke gezinsband tussen eiser en het gezin verbroken is en of het jongvolwassenenbeleid niet van toepassing is op eiser.
3.2.
De rechtbank overweegt het volgende. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld er weliswaar geen contra-indicaties van toepassing zijn, maar dat er desondanks op grond van de feitelijke omstandigheden van wordt uitgegaan dat eiser niet meer feitelijk tot het gezin behoort. Verweerder stelt dat eiser voldoende zelfstandig wordt geacht te zijn. Zo is overwogen dat eiser inmiddels ouder is dan 25 jaar en dat van iemand van die leeftijd verwacht mag worden dat hij zichzelf kan handhaven zonder de hulp van zijn ouders. Hierbij is betrokken wat referent tijdens de hoorzitting op 14 oktober 2021 heeft verklaard. Uit deze verklaring volgt dat eiser, tot het vertrek van referent uit Syrië, altijd met referent en de andere gezinsleden heeft samengewoond. Na het vertrek van referent is eiser bij de andere gezinsleden blijven wonen, waarna zij samen zijn gevlucht naar Irak. Daarnaast heeft referent verklaard dat eiser werkloos is en samen met zijn zus in een vluchtelingenkamp woont. Zij zijn financieel afhankelijk van het geld dat hun moeder hun heeft gegeven vlak voor haar vertrek naar Nederland. Verweerder heeft de zelfstandigheid van eiser gebaseerd op zijn leeftijd, het feit dat eiser heeft geholpen met het verbouwen van het land en dat eiser en zijn zus leven van het geld dat zijn ouders hebben achtergelaten en dat zij hier zelf de regie over voeren. Samenvattend heeft verweerder gesteld dat eiser al in Syrië heeft gewerkt, inmiddels 25 jaar oud is waardoor van hem verwacht mag worden dat hij zich moeiteloos kan handhaven zonder zijn ouders en op dit moment zelfstandig – met zijn zus – woont.
3.3
Met eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder hiermee onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser zelfstandig is en zichzelf moeiteloos heeft gehandhaafd. Zo verblijven eiser en zijn zus in een vluchtelingekamp in Irak, kampt eiser met psychische problemen en heeft hij naast de hulp die hij zijn vader zou hebben geboden bij het verbouwen van het land, nooit gewerkt. De rechtbank merkt hierbij ook op dat eiser in het gehoor zelf heeft verklaard dat hij niet heeft meegeholpen met het verbouwen van het land. Verder leven eiser en zijn zus op dit moment van het geld dat zijn ouders hebben achtergelaten. Dat eiser hiermee (financieel) zelfstandig is, volgt de rechtbank dan ook niet.
3.4.
Gelet op het voorgaande is sprake van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De rechtbank verklaart het beroep dan ook gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet gelet hierop geen aanleiding om de overige beroepsgronden te bespreken. De rechtbank ziet verder ook geen reden om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten. Verweerder zal daarom een nieuwe beslissing op het bezwaar van eiser moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Wat is de conclusie?
4. Het beroep is gegrond.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1). Daarnaast dient verweerder het door eiser betaalde griffierecht te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.S. Ouertani, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Richtlijn 2003/86/EG.
4.Zie B7/3.8.1. van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).