ECLI:NL:RBDHA:2023:7449

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
25 mei 2023
Zaaknummer
NL23.14055 en AWB 23/5120
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de plaatsing van een asielzoeker in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) en de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023, wordt de rechtmatigheid beoordeeld van de plaatsing van eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen en de opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had beroep ingesteld tegen twee besluiten van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank constateert dat eiser zich op 15 april 2023 schuldig heeft gemaakt aan ernstige gedragingen, waaronder verbale en fysieke agressie, wat heeft geleid tot de plaatsing in de HTL. De rechtbank oordeelt dat de plaatsing geen vrijheidsontneming is, maar een vrijheidsbeperking, en dat de maatregelen proportioneel zijn gezien de ernst van de incidenten. Eiser had eerder al problemen vertoond en de rechtbank concludeert dat de eerdere maatregelen geen positieve gedragsverandering teweeg hebben gebracht. De rechtbank wijst de beroepen van eiser ongegrond, waarbij wordt opgemerkt dat er geen contra-indicaties zijn voor de plaatsing in de HTL. De rechtbank benadrukt dat de veiligheid van andere bewoners en het personeel van de opvanglocatie voorop staat. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de rechtmatigheid van de besluiten in twijfel trekken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 23/5120 en NL23.14055

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2023 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum]
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder 1,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder 2,

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Procesverloop

Bij besluit van 18 april 2023 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder 1 besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 18 april 2023 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder 2 aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Op 20 april 2023 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel opgeheven omdat eiser zich op 19 april 2023 heeft afgetekend voor opvang.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld en de gronden ingediend. Het beroep tegen bestreden besluit 1 staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 23/5120. Het beroep tegen bestreden besluit 2 staat geregistreerd onder het zaaknummer NL23.14055.
Verweerder 1 heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 17 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn – met bericht van verhindering – niet verschenen. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Bij bestreden besluit 1 heeft verweerder 1 besloten om eiser met ingang van 18 april 2023 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door verweerder 1 is geconstateerd dat eiser zich op 15 april 2023 schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen die een (zeer) grote impact hebben doen ontstaan. Zo heeft eiser zich verbaal en fysiek agressief gedragen tegenover de op dat moment bij de receptie aanwezigen persoonsleden door te schreeuwen en te schelden in de Arabische taal en door zichzelf met een mes in zijn borst te snijden, met het mes in de richting van de persoonsleden te wijzen en uiteindelijk het mes achter de receptiebalie te gooien. Eisers zienswijze naar aanleiding van het voornemen om een maatregel op te leggen geeft verweerder 1 geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen. Eisers gedragingen zijn volgens verweerder 1 wat betreft aard en omvang zodanig ernstig, dat dit de plaatsing in een HTL rechtvaardigt. Bovendien is eerder, naar aanleiding van andere incidenten getracht het gedrag van eiser te beïnvloeden doormiddel van het voeren van correctiegesprekken.
1.1.
Bij bestreden besluit 2 heeft verweerder 2 de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 18 april 2023 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. Verweerder 2 heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het bestreden besluit 1, waarin het incident dat zich heeft voorgedaan is toegelicht. Verweerder 2 is niet gebleken van omstandigheden die in de weg staan aan het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
2. Eiser meent dat plaatsing in de HTL te Hoogeveen geen vorm van vrijheidsbeperking is maar vrijheidsontneming. Eiser wijst allereerst op de conclusies die volgen uit de brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid (hierna: de Inspectie) van 12 oktober 2022 [1] . Verder is er op 27 maart 2023 weer een kritische brief [2] gestuurd naar verweerder 2 door de inspectie. De Inspectie geeft zelfs aan dat er sprake is van een onrechtmatige situatie en dat het toepassen van geweld in de HTL gestopt moet worden. Eiser meent dan ook dat de opvang die wordt geboden in de HTL niet voldoet aan de minimale norm voor opvang zoals volgt uit de Opvangrichtlijn. Eiser verwijst in dit kader naar een artikel gepubliceerd in Trouw [3] . Verder wijst eiser op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 19 april 2023 (NL23.9816). Hierin is geoordeeld dat de in die casus opgelegde vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig is. Eiser meent dan ook de onderhavige HTL-plaatsing en vrijheidsbeperkende maatregel op grond hiervan onrechtmatig zijn.
2.1.
Voorts stelt eiser dat verweerder 1 onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser behoorde tot de doelgroep voor plaatsing in de HTL. Daartoe acht eiser redengevend dat verweerder 1 met plaatsing in de HTL primair beoogt krachtig op te treden tegen onaanvaardbaar gedrag van overlastgevende asielzoekers. Eiser meent dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is nu eiser enkel zichzelf heeft verdedigd tegen een medebewoner nadat hij de politie en beveiliging had gewaarschuwd. Eiser meent dan ook dat het opleggen van een HTL-maatregel niet proportioneel is en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn visie. Verder stelt eiser dat er niet van de feitelijke omschrijving van de incidenten kan worden uitgegaan zoals deze staan opgenomen in het plaatsingsbesluit. Er is onvoldoende duidelijk wie het verslag heeft opgesteld en wie de betrokkenen bij de incidenten zijn. Verder stelt eiser dat hij te kampen heeft met psychische problematiek. Eiser dient hierdoor niet te worden gestraft maar te worden geholpen.
2.2.
Eiser wijst erop dat hij in vrijheid de uitkomst van zijn asielprocedure wil afwachten. Hij wijst erop dat hij zich altijd heeft gehouden aan zijn afspraken met de DT&V en andere instanties. Verder meent eiser dat hij zich nimmer schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten. Tot slot stelt eiser dat het begrip openbare orde zo uitgelegd moet worden dat sprake dient te zijn van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Dat is volgens eiser niet aan de orde.
3. Verweerders hebben gemotiveerd verweer gevoerd.

Oordeel rechtbank

Procesbelang
4. De rechtbank overweegt omtrent het procesbelang als volgt. Eiser heeft, indien zijn beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel gegrond wordt verklaard, recht op schadevergoeding over de periode dat hij onrechtmatig in zijn vrijheid is beperkt. Reeds daarom heeft eiser belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel. In het verlengde daarvan bestaat ook een belang bij de beoordeling van de plaatsing in de HTL, nu de vrijheidsbeperkende maatregel in hoofdzaak gemotiveerd is onder verwijzing naar het plaatsingsbesluit. De rechtbank zal de beroepen van eiser dan ook inhoudelijk beoordelen.
Incident dat heeft geleid tot plaatsing
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. De rechtbank merkt allereerst op dat voor de oplegging van onderhavige (bestuurlijke) maatregelen niet is vereist dat de incidenten wettig en overtuigend zijn bewezen. Voldoende is dat het aannemelijk is dat deze incidenten zich hebben voorgedaan. De rechtbank ziet in wat eiser in zijn gronden naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke verslaglegging van het incident. Zo volgt uit de verslaglegging dat eiser zich op 15 april 2023 verbaal en fysiek agressief heeft gedragen tegenover de bij de receptie aanwezige personeelsleden. Uit het verslag volgt dat eiser schreeuwend en scheldend de receptie betrad omdat zijn interview meermaals was uitgesteld en hij geen nieuwe etenskaart had gekregen. Ook volgt uit het verslag dat hij even later opnieuw schreeuwend terugkwam en hierbij tegen de ramen van de receptiebalie sloeg. Ook blijkt dat hij zichzelf vervolgens in zijn torso begon te snijden. Na deze zelfdestructieve actie keek hij de aanwezige persoonsleden een voor een aan en wees hij met zijn mes in hun richting. Uiteindelijk gooide hij zijn mes kwaad achter de receptiebalie waarbij het mes een meter van een medewerker op de grond viel. De aanwezige persoonsleden voelde zich hierdoor onveilig en bedreigd. Verder blijkt uit het verslag dat eiser zich bij aankomst van de politie hevig verzette en dat er zes mensen nodig waren om eiser rustig te krijgen. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de door verweerder 1 geschetste gang van zaken en acht het op basis van de feitelijke verslaglegging aannemelijk dat er incidenten met een zeer grote impact hebben plaatsgevonden. Dat de betrokkenen niet bij naam worden genoemd maakt naar het oordeel van rechtbank niet dat er niet van deze verslaggeving kan worden uitgegaan. Daarbij komt dat het verslag is ondertekend door de locatiemanager van Ter Apel (COL). Verweerder 1 heeft zich bovendien terecht op het standpunt gesteld dat er zich eerder incidenten hebben voorgedaan waarbij sprake was van ontoelaatbaar gedrag, waarbij ook sprake was van fysieke en verbale agressie en geweld tegen personen. De eerder aan eiser oplegde maatregelen hebben echter geen positieve gedragsverandering bij eiser teweeg gebracht. Op basis van de verslaglegging is de rechtbank niet gebleken dat er sprake is geweest van zelfverdediging nadat hij de politie en beveiliging had gewaarschuwd. Gelet op het voorgaande is het plaatsingsbesluit naar het oordeel van de rechtbank proportioneel en op goede gronden opgelegd. Dat eiser zich altijd aan zijn afspraken met DT&V en andere instanties heeft gehouden doet niet af aan de ernst en de impact van het incident.
5.1.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder 1 op goede gronden heeft overwogen dat een HTL-maatregel niet enkel bedoeld is om overlastgevers te confronteren met de gevolgen van hun gedrag, maar ook is bedoeld voor het beschermen van de veiligheid en het welzijn van de andere bewoners en het COa-personeel van de opvanglocatie. Het effectueren van opvang is in eisers geval (thans) enkel mogelijk is door hem te plaatsen in de HTL, gelet op het door hem veroorzaakte incident in de reguliere opvangvoorziening. De rechtbank volgt eisers betoog niet dat het COa onvoldoende heeft gemotiveerd dat eiser behoort tot de doelgroep voor plaatsing in de HTL. Gelet op het voorgaande is het plaatsingsbesluit naar het oordeel van de rechtbank proportioneel en is dit op goede gronden opgelegd
Contra-indicatie
6. De rechtbank stelt voorts vast dat er geen sprake is van contra-indicatie. Eiser heeft aangevoerd dat hij kampt met psychische problematiek. Verweerder 1 heeft zorgvuldig gehandeld door de GZA vóór de HTL-plaatsing te raadplegen in de HTL. De rechtbank stelt vast dat eiser in het onderhavige beroep zijn gestelde (psychische) problematiek niet met stukken heeft onderbouwd. Wel blijkt uit het plaatsingsbesluit dat eiser bekend staat om zijn verslavingsproblematiek en dat hij hiervoor op 9 april 2023 een afspraak heeft gehad bij de GZA. Eiser heeft de aan hem in dit kader aangeboden hulp echter geweigerd. Verder is niet gebleken dat de medische voorzieningen in de HTL tekortschieten of dat eiser daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.
Artikel 5 van het EVRM
7. De stelling van eiser dat plaatsing in de HTL te Hoogeveen geen vorm van vrijheidsbeperking is, maar vrijheidsontneming, is eerder in de uitspraken van 10 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2020:6252, en van 3 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:1079 van deze rechtbank en zittingsplaats aan de orde gekomen. De rechtbank is in die laatste uitspraak tot de conclusie gekomen (zie r.o. 8) dat, hoewel de beperkingen die zijn beschreven (r.o. 5.5.) een verregaande restrictie van de bewegingsvrijheid van de vreemdeling vormen, dit niet leidt tot de conclusie dat de plaatsing van die vreemdeling in de HTL in strijd is met artikel 5 van het EVRM. Daartoe acht de rechtbank doorslaggevend dat de vreemdeling de mogelijkheid had om de HTL te verlaten (zoals uiteengezet in de overwegingen 7. en 7.1.). De rechtbank stelt in onderhavige zaak vast dat eiser de HTL de dag volgend op de plaatsing, namelijk op 19 april 2023, alweer heeft verlaten.
7.1.
Ten aanzien van eisers beroep op de brief van de Inspectie aan verweerder 2 van 27 maart 2023 overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank wijst op de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:5921, (zie r.o. 6.1.). Daarin heeft de rechtbank geoordeeld dat zij geen aanleiding ziet om op grond van de brief van 27 maart 2023 terug te komen van het eerdere oordeel dat er onvoldoende grond bestaat om aan te nemen dat eiser door de oplegging van het plaatsingsbesluit (en de vrijheidsbeperkende maatregel) een reëel risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM. De rechtbank verwijst met name naar de eerdergenoemde uitspraak van 3 februari 2023, waarin uitgebreid is ingegaan op de bevindingen van de Inspectie van 12 oktober 2022. De bevinding dat (de bevoegdheid tot) toepassing van dwang en geweld niet adequaat geregeld is, acht de rechtbank niet direct van belang voor de vraag of er sprake is van een (reëel) risico op schending van artikel 3 van het EVRM. Verder heeft de rechtbank ook de reactie van verweerder 2 van 5 april 2023 betrokken, waaruit blijkt dat partijen van mening verschillen over de vraag of er nu wel of geen wettelijke bevoegdheid bestaat als het gaat om boa’s. Verweerder 2 heeft gemotiveerd betoogd dat van onbevoegd optreden geen sprake is. De rechtbank heeft geoordeeld dat, voor zover de Inspectie heeft geconstateerd dat dwang en geweld worden toegepast in de HTL, zij deze bevindingen niet voldoende acht voor het zwaarwegende oordeel dat verweerder 2 met een plaatsing in de HTL elke vreemdeling onderwerpt aan een mensonterende of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Uit het inspectierapport van 27 maart 2023 en de daarop gevolgde reactie van 5 april 2023 blijkt bovendien dat er snel wordt gewerkt om de leefbaarheid en veiligheid in de HTL te verbeteren naar aanleiding van de door de Inspectie geconstateerde gebreken en problemen. De rechtbank overweegt dat in het geval van eiser niet is gesteld noch is gebleken dat er in zijn geval sprake is geweest van een dusdanig niveau van dwang en geweld noch van vrees voor buitenproportioneel willekeurig geweld dat het bestreden besluit onrechtmatig is.
7.2.
De rechtbank volgt eiser voorts niet in zijn stelling dat de opvang in de HTL gelet op het voorgaande niet voldoet aan de norm die volgt uit de Opvangrichtlijn. De rechtbank overweegt dat, onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 25 april 2023 (zie r.o. 6.1.), op grond van hetgeen eiser in onderhavige zaak naar voren heeft gebracht, niet kan worden geoordeeld dat eiser in een toestand van zeer verregaande materiële behoeftigheid terecht komt waardoor hij niet in staat zou zijn om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften zoals wonen, eten, zich kleden, zich wassen, hetgeen zijn fysieke of mentale gezondheid zou schade dan wel hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid (Haqbin [4] ).
7.3.
Het beroep van eiser op het artikel uit dagblad Trouw van 11 april 2023, treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel, gelet op hetgeen hierboven is overwogen.
Openbare orde
8. Ten aanzien van de stelling van eiser dat er geen sprake is van een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging die een fundamenteel belang van de samenleving aantast, overweegt de rechtbank dat eiser geen aanknopingspunten naar voren heeft gebracht die maken dat in deze procedure moet worden aangesloten bij de Unierechtelijke uitleg van het openbare orde-criterium.
9. De beroepen zijn ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van
mr. V. Vegter, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier De rechter is buiten staat de uitspraak te ondertekenen
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op het bestreden besluit 1, kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Tegen deze uitspraak, voor zover betrekking hebbend op bestreden besluit 2, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de Inspectie verrichte onderzoek naar de leefomstandigheden en de veiligheid op de handhavings- en toezichtlocatie (HTL) Hoogeveen van 12 oktober 2022.
2.De brief van de Inspecteur-generaal Inspectie Justitie en Veiligheid aan de staatssecretaris met betrekking tot het door de Inspectie verrichte vervolgonderzoek naar onder andere de wettelijke basis geweldgebruik boa’s HTL, van 27 maart 2023.
3.Trouw: Advocaat over geweld tegen asielzoekers: ‘Ik kijk al jaren met verbazing toe’’, 11 april 2023.
4.Uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 12 november 2019, C-233/18.