Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar van 3 september 2021, waarin zij verzocht om een machtiging voor voorlopig verblijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 26 oktober 2022 het bezwaar van verzoekster gegrond verklaard. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank overweegt dat, ingevolge artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, een bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld indien daarom bij de intrekking van het beroep wordt verzocht en verweerder geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder aan verzoekster tegemoet is gekomen door alsnog een beslissing te nemen, terwijl het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit nog liep. Verzoekster heeft haar verzoek om proceskostenvergoeding gelijktijdig met de intrekking van het beroep ingediend.
De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten gegrond is. De kosten worden vastgesteld op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' toepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden, wat geen uitspraak van de rechtbank vereist. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier W. van Loon, en is openbaar gemaakt.