ECLI:NL:RBDHA:2023:7520

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
NL22.25242 en NL22.25243
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Ugandese vrouw met lesbische geaardheid en de beoordeling van de geloofwaardigheid door de rechtbank

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over de asielaanvraag van een Ugandese vrouw die vreesde voor vervolging vanwege haar lesbische geaardheid. De vrouw had eerder asiel aangevraagd, maar haar aanvraag was afgewezen omdat de verklaringen over haar seksuele geaardheid als ongeloofwaardig werden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ten onrechte niet had meegewogen dat de vrouw mogelijk te vrezen had voor toegedichte homoseksualiteit. De rechtbank stelde vast dat de verklaringen van de vrouw over haar verkrachting geloofwaardig waren, maar dat het causaal verband tussen deze verkrachting en haar lesbische geaardheid niet voldoende was aangetoond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de staatssecretaris en droeg deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank benadrukte dat de staatssecretaris de relevante informatie uit het iMMO-rapport had moeten betrekken in de besluitvorming. De rechtbank wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond was verklaard. De proceskosten werden toegewezen aan de vrouw.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.25242 (beroep)
NL22.25243 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres/verzoekster, hierna: eiseres

V-nummer: [#]
en haar minderjarige kind,
[kind],
V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. C.H. van den Berg),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.S. Hogendoorn-Matthijssen).

ProcesverloopIn het besluit van 2 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Aan eiseres is daarbij ook een inreisverbod opgelegd voor de duur van twee jaar.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om verweerder te verbieden haar en haar dochter uit te zetten totdat op het beroep is beslist.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 9 januari 2023 samen op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De achtergrond van het geschil
1. Eiseres is geboren op [datum] 1991 en heeft de Ugandese nationaliteit. Zij heeft op 25 december 2017 voor het eerst asiel aangevraagd. Eiseres heeft, kort samengevat, aan haar eerste asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij bevriend was met een lesbische vrouw, [naam 1] . Op 2 december 2017 liep eiseres naar huis en toen werd zij verkracht door een groep mannen die een bivakmuts droegen die wilden weten waar [naam 1] was. De volgende dag is eiseres bedreigd door een van de mannen. Eiseres vreest dat zij zal worden gedood door deze mannen. Verweerder heeft de vriendschappelijke relatie met [naam 1] en dat eiseres is verkracht door een groep mannen geloofwaardig geacht.
1.2
Eiseres heeft verklaard dat zij door dezelfde mannen die haar hebben verkracht is bedreigd. De mannen zeiden op dezelfde avond dat zij [naam 1] wilden en waarom zij [naam 1] niet aan hen gaf. De mannen zeiden vervolgens dat eiseres nergens heen kan en dat zij haar zullen afmaken. Ook heeft eiseres verklaard dat zij de volgende dag weer is bedreigd door een van de mannen dat zij geen aangifte moet doen, anders zouden zij haar afmaken. Eiseres vreesde dat zij zou worden gedood door deze mannen en is daarom Uganda ontvlucht. Deze verklaringen heeft verweerder ongeloofwaardig bevonden omdat het causaal verband tussen de verkrachting en dat het om [naam 1] zou gaan niet wordt gevolgd. Het is geloofwaardig dat eiseres is verkracht, maar eiseres heeft volgens verweerder op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat de verkrachting verband hield met haar vriendschap met [naam 1] . Niet valt uit te sluiten dat eiseres willekeurig is verkracht.
1.3
Verweerder heeft daarom de aanvraag van eiseres op 12 juni 2018 afgewezen als ongegrond. Dit besluit staat in rechte vast. Eiseres had beroep ingesteld, maar zij had dit niet tijdig ingediend waardoor de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard [1] .
1.4
Vast staat dus dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een causaal verband tussen de geloofwaardig geachte verkrachting en de bedreiging van dezelfde mannen die haar hebben verkracht.
1.5
Eiseres is op [datum] 2018 in Nederland bevallen van een dochter, [kind] . Zij stelt dat zij zwanger is geworden door de verkrachting op 2 december 2017.
Voorliggende aanvraag
2. Op 4 december 2018 heeft eiseres een opvolgende asielaanvraag ingediend. Zij heeft aan haar opvolgende asielaanvraag, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat niet alleen [naam 1] maar ook zij lesbisch is, en zij samen een lesbische relatie hadden. Zij durfde dit niet eerder te verklaren omdat het niet gebruikelijk is in haar land van herkomst om hierover te spreken. Eiseres voegt aan haar verklaringen over de verkrachting op 2 december 2017 toe dat deze mannen spraken over haar relatie met [naam 1] en zeiden dat eiseres de duivel was en dat dit is hoe het hoort te zijn (seks tussen man en vrouw). De volgende dag heeft een man haar bedreigd te doden als ze naar de politie zou gaan. Eiseres heeft na dit incident een mislukte zelfmoordpoging gedaan. Met hulp van de vader van haar oudste kind (die nog in Uganda verblijft), heeft zij het land kunnen ontvluchten.
2.1
Verweerder heeft haar aanvraag op 3 juli 2020 afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiseres een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd. Verweerder heeft vastgesteld dat eiseres de volgende nieuwe elementen ten grondslag heeft gelegd aan haar herhaalde asielaanvraag:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele gerichtheid;
Problemen als gevolg van homoseksuele gerichtheid.
2.2
Eiseres heeft ter ondersteuning van haar opvolgende aanvraag de volgende documenten overgelegd en verwezen naar algemene bronnen:
- Rapport van het Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (iMMO);
  • Medisch patiëntendossier van 19 mei 2020;
  • Algemeen Rapport van Bureau Kleurkracht van 14 mei 2018;
  • Foto’s met gestelde partner in Nederland;
  • E-mail bericht aan [naam 1] van 25 november 2018;
  • Verklaring van [naam 2] opgesteld door [bedrijf 1] , notarieel bekrachtigd, van 10 juli 2018;
  • Verklaring van [naam 3] opgesteld [bedrijf 2] , notarieel bekrachtigd, van 31 juli 2018;
  • Verklaring van [naam 4] van 28 mei 2020 over hun relatie;
  • Dreigbrieven van Anti Abominations Movement Uganda van respectievelijk, 3 januari 2018, 15 januari 2018, 19 januari 2018, 8 februari 2018;
  • E-mail van oom [naam 5] van 22 juli 2018.
2.3
Verweerder gelooft de identiteit, nationaliteit en herkomst, maar niet de gestelde lesbische geaardheid en de gestelde problemen naar aanleiding hiervan. Eiseres heeft oppervlakkig en algemeen verklaard over haar seksuele geaardheid. Zij heeft haar persoonlijke gevoelens en ervaringen niet inzichtelijk weten te maken. De overgelegde
verklaringen en dreigbrieven onderbouwen de gestelde bedreigingen niet. Eiseres refereert niet aan de bedreiging die haar zus heeft ontvangen en verklaart niet over de e-mail die zij van haar oom heeft ontvangen. Verder werpt verweerder haar tegen dat zij de dreigbrieven van de
Anti Abominations Movement Ugandaniet eerder heeft overgelegd.
2.4
Na het bestreden besluit is een iMMO-rapport overgelegd. Uit het iMMO-rapport volgt dat zowel schaamte, angst voor negatieve consequenties van het ontdekt worden van haar gestelde seksuele geaardheid, vermijding, wantrouwen en een neiging tot gehoorzaam zijn en om alleen antwoord te geven op gestelde vragen, het vermogen van eiseres om compleet, consistent en coherent te verklaren zeer waarschijnlijk hebben belemmerd, met name op het gebied van haar gestelde seksuele geaardheid en het gestelde seksuele geweld. Daarnaast is er bij eiseres sprake van PTSS klachten, depressieve klachten, stress gerelateerde lichamelijke klachten en forse concentratieproblemen.
2.5
Op 15 december 2021 is het beroep van eiseres gegrond verklaard door rechtbank Den Haag [2] en is het besluit van 3 juli 2020 vernietigd. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder onvoldoende gemotiveerd waarom het iMMO-rapport van 14 april 2021 geen nieuw inzicht biedt ten aanzien van de ongeloofwaardig bevonden verklaringen. Het iMMO-rapport dateert van na het bestreden besluit en verweerder heeft dit niet bij het gehoor opvolgende aanvraag en het bestreden besluit kunnen betrekken.
2.6
Om duidelijkheid te krijgen over haar relaas is eiseres opnieuw uitgenodigd voor een gehoor, nadat een medisch advies was opgevraagd van MediFirst. Uit dit medisch advies is gebleken dat eiseres gehoord kon worden, maar eiseres niet altijd in staat is om exacte data te noemen omtrent haar asielrelaas, wel bij benadering.
Verweerders besluit
3. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres nogmaals afgewezen. Verweerder gaat ervan uit dat aan de procedurele waarborgen is voldaan. Er is primair uitgegaan van de verklaringen van het aanvullend gehoor in samenhang bezien met de informatie van het iMMO-rapport. Verweerder vindt de verklaringen van eiseres over haar vrijwilligerswerk bevreemdend. Verweerder gelooft de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst en die van haar dochter, maar gelooft niet de gestelde lesbische geaardheid en de gestelde problemen als gevolg hiervan. Eiseres heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe en welke ervaring heeft geleid tot de acceptatie van haar homoseksuele gerichtheid op het moment dat ze [naam 1] ontmoette. Ook heeft zij niet toegelicht hoe de veranderende inzichten tot acceptatie van haar homoseksuele gerichtheid hebben geleid dan wel wat voor invloed dat op haar geloof (Pinkstergemeenschap) heeft gehad. De verklaringen van eiseres over haar relaties zijn volgens verweerder vaag en opmerkelijk. Zij heeft haar relatie met [naam 6] niet aannemelijk gemaakt. Ook de verklaringen over haar relatie met [naam 1] dragen niet bij aan de geloofwaardigheid van de relatie. De relatie met [naam 4] acht verweerder ook ongeloofwaardig. Daarbij merkt verweerder op dat de asielaanvraag van [naam 4] ongegrond is verklaard en haar gestelde lesbische geaardheid niet is geloofd. De Afdeling [3] heeft het hoger beroep in deze zaak ongegrond verklaard. Dit doet sterke afbreuk aan de geloofwaardigheid van de gestelde relatie. De verklaringen van eiseres over haar relaties met mannen en de betekenis van die relaties zijn vaag. Hoewel gevolgd wordt dat eiseres in Nederland een aantal LHBTI-activiteiten heeft bijgewoond, is dit onvoldoende om haar ontoereikende verklaringen over haar denkproces en relaties te compenseren.
3.1
Omdat verweerder de gestelde lesbische geaardheid van eiseres niet gelooft, gelooft verweerder de gestelde problemen als gevolg daarvan ook niet. Los daarvan merkt verweerder over de bedreigingen op dat de verklaringen van derden zijn meegenomen in de beoordeling. Het officieel opmaken van het document maakt echter de inhoud nog niet geloofwaardig. De brief van [naam 2] bevat vreemde verklaringen, eiseres kan over het beschreven voorval heel weinig verklaren, ook kan zij geen onderbouwing van de ziekenhuisopname geven, en zijn de eerdere dreigbrieven niet overgelegd. De brief van de zus van eiseres bevat een fout in de naam van de zus, er staan bevreemdingwekkende verklaringen in, en de daarin genoemde gebeurtenissen hebben niet tot aangifte geleid ondanks de doodsbedreigingen en bovendien is niet gebleken dat zich later nog iets heeft voorgedaan. Eiseres heeft met de overgelegde dreigbrieven van de Cleaners de gestelde bedreigingen onvoldoende onderbouwd en de e-mail van oom [naam 5] van eiseres acht verweerder opmerkelijk.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder enigszins terughoudend getoetst moet worden. Dat vooropgesteld, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar lesbische geaardheid ongeloofwaardig zijn. De rechtbank overweegt echter dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten in de besluitvorming te betrekken dat er sprake kan zijn van toegedichte homoseksualiteit. En of eiseres gelet daarop vanwege deze toegedichte homoseksualiteit te vrezen heeft. De rechtbank legt hieronder, aan de hand van de beroepsgronden, uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiseres bij de geloofwaardigheidsbeoordeling?
5. De rechtbank volgt verweerder in het oordeel dat er zowel bij het gehoor als in de besluitvorming voldoende en kenbaar rekening is gehouden met eiseres en haar vermogen om te kunnen verklaren over haar seksuele geaardheid. Verweerder is in de beoordeling kenbaar uitgegaan van de bevindingen uit het iMMO-rapport en het MediFirst rapport. Het beoordelingskader dat moet worden uitgegaan van een intelligente universitair geschoolde vrouw is door verweerder losgelaten. Het rapport van bureau Kleurkracht is, zoals verweerder terecht stelt, te algemeen van aard voor eiseres om daarmee haar asielrelaas te onderbouwen. Daarom is verweerder uitgegaan van het iMMO-rapport en het MediFirst rapport. Tijdens de gehoren zijn er voldoende waarborgen geweest, ook in het kader van haar psychische klachten. Er is niet gebleken dat eiseres is belemmerd in het doen van haar verklaringen. Er is voorafgaand aan het aanvullend gehoor een nieuw medisch advies door MediFirst opgesteld waarin staat dat eiseres gehoord kon worden, maar rekening gehouden moest worden met het feit dat eiseres data niet altijd exact kan weergeven, eiseres emotioneel kan worden en daarvoor ruimte geboden moet worden en zij door verkorte concentratie baat kan hebben korte gerichte vragen en het herhalen en of verduidelijken van vragen. Hieraan is zoveel mogelijk tegemoetgekomen. Er zijn haar geen tegenwerpingen gedaan die toezien op exacte data. Eiseres is niet emotioneel geworden tijdens het gehoor en voor zover er onduidelijke vragen waren, zijn deze verduidelijkt. Verder is het gehoor op eigen verzoek afgenomen in het AZC [locatie] , een voor eiseres vertrouwde locatie, en hoefde zij niet naar een voor haar vreemde IND-hoorlocatie te komen. Daarnaast heeft eiseres aangegeven dat zij baat heeft bij haar therapie, dat het beter met haar gaat en zij zich in staat voelde het gehoor te doen. Ook blijkt, zoals verweerder stelt, uit het iMMO rapport dat eiseres inmiddels meer vertrouwd is geraakt met de directe manier van communiceren en durft zij voor haar seksuele geaardheid uit te komen. In het licht van de voorgaande omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kon verweerder aan eiseres tegenwerpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over haar religie in verhouding tot haar lesbische geaardheid?
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder wel degelijk de uitleg in de zienswijze over de verklaringen van eiseres over haar religie heeft betrokken in het bestreden besluit. Verweerder gaat, in tegenstelling tot wat eiseres stelt, in het bestreden besluit in op wat eiseres hierover in de zienswijze heeft gesteld. In de zienswijze voert eiseres aan dat de pastoor altijd aanwezig was in de kerk en eiseres ook naar de zondagsschool ging. Gelet hierop zou het niet bevreemdend zijn dat eiseres waarde hechtte aan de meningen van de mensen van de kerk. De rechtbank overweegt dat verweerder het voorgaande ook niet vreemd heeft geacht. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres heeft verklaard dat na de acceptatie van haar seksuele geaardheid eind 2015, zij voortaan direct contact moest hebben met God en niet met de pastoor van de kerk. Daar heeft verweerder tegenin gebracht dat het persoonlijk contact met God juist kenmerkend is voor de Pinkstergemeente en dat verweerder daarom eiseres niet volgt in haar verklaring dat haar geloof door acceptatie van haar seksuele geaardheid op die wijze is veranderd. Bovendien heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres heeft verklaard dat zij zich, nadat zij zich in 2007 bewust werd van haar seksuele geaardheid, hiertegen is gaan verzetten door meer te bidden en te vasten. Verweerder heeft daarom gesteld dat aangenomen mag worden dat eiseres zich in haar gebed persoonlijk tot God richtte en dat dit niet via de pastoor liep, omdat eiseres nu eenmaal ten overstaan van de pastoor niet voor haar geaardheid kon uitkomen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt dat zij zich pas na haar acceptatie persoonlijk tot God ging richten. Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat de stelling van eiseres in de zienswijze dat geen rekening is gehouden met de specifieke Ugandese context voor wat betreft de Pinkstergemeente, niet nader onderbouwd is. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiseres voldoende inzicht gegeven over haar religie en seksualiteit en ten onrechte de verklaringen van eiseres over [naam 1] gekoppeld aan haar verklaringen over de Pinkstergemeente en haar contact met God?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft waarom eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven over haar religie en haar seksualiteit. Nu eiseres met het geloof in de Pinkstergemeente is opgegroeid, valt niet in te zien dat zij pas door de acceptatie van haar lesbische geaardheid in directe relatie met God is komen te staan, vooral omdat deze persoonlijke relatie juist kenmerkend is voor de Pinkstergemeente. Wanneer om een nadere toelichting wordt gevraagd, stelt eiseres
“Ik ben altijd gelovig geweest en wist dat het in de bijbel stond. Ik heb het geaccepteerd dat ik zo was. Eerst had ik die gevoelens niet, maar bij [naam 1] wel. Dus ik zag dat mijn leven terugkwam en zo was.”. Hiermee herhaalt eiseres alleen dat ze de gevoelens eerst niet had maar bij [naam 1] wel, maar legt niet uit wat of hoe de veranderende inzichten tot acceptatie van haar homoseksuele geaardheid hebben geleid dan wel wat voor invloed dat op haar geloof heeft gehad. Nu eiseres heeft verklaard dat homoseksuele handelingen aanvankelijk een gevoel van schaamte bij haar opriepen, zij dacht dat de duivel bezit van haar had genomen, omdat wat zij had gedaan onnatuurlijk was en door God verboden, had van haar verwacht mogen worden dat ze kon toelichten hoe haar opvattingen hierover zijn veranderd. Verweerder heeft niet ten onrechte geoordeeld dat eiseres hier gelet op het bovenstaande niet in is geslaagd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid en de ervaring die eiseres heeft gehad met haar vriendje [naam 5] ( [naam 5] ) tegenstrijdig mogen achten?
8. Verweerder heeft zich in het voornemen op het standpunt gesteld dat eiseres vaag heeft verklaard over het moment en de duur van haar relatie met [naam 5] ( [naam 5] ). Eiseres verklaart dat zij toen 16 jaar was en net als andere meisjes wilde zijn. Zij verklaart enerzijds dat zij nog geen 16 jaar was toen ze een relatie met [naam 5] kreeg en dat de relatie maar een maand geduurd zou hebben, maar anderzijds heeft eiseres ook verklaard dat zij de relatie met [naam 5] is aangegaan ongeveer zeven á acht maanden nadat [naam 6] bij haar kwam wonen. Eiseres heeft zelf verklaard dat zij al 16 jaar was toen [naam 6] bij haar kwam wonen, waardoor het tijdsverloop volgens verweerder niet klopt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze verklaringen tegenstrijdig mogen achten. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiseres over wanneer zij zich bewust was van haar seksuele geaardheid niet overeenkomen. Eiseres verklaart immers enerzijds dat zij zich tijdens de relatie met [naam 6] nog niet bewust was van haar seksuele geaardheid, terwijl zij anderzijds ook verklaart de relatie met [naam 5] enkel aan te zijn gegaan om haar gevoelens voor meisjes weg te nemen. Daarom slaagt de beroepsgrond niet.
Heeft verweerder ten onrechte de visumaanvraag opmerkelijk geacht?
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar persoonlijke omstandigheden, namelijk haar fulltime baan, haar beperkte financiële situatie, in combinatie met de zorg voor haar kind, bevreemding wekt ten aanzien van haar visumaanvraag om vrijwilligerswerk in Spanje te gaan doen. Eiseres heeft hierover gesteld dat zij nog nadere stukken zou overleggen, maar dat heeft zij niet gedaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze omstandigheden zonder nadere onderbouwing van eiseres opmerkelijk heeft kunnen achten.
Heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres ongeloofwaardig over haar proces heeft verklaard met betrekking tot haar lesbische geaardheid?
10. De rechtbank overweegt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar proces ten aanzien van haar lesbische geaardheid. Verweerder heeft kunnen oordelen dat eiseres met haar verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe en welke ervaring heeft geleid tot de acceptatie van haar homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft hier de verklaringen van eiseres over haar relaties met [naam 1] , [naam 6] en [naam 2] en de verklaring van [naam 2] bij kunnen betrekken.
10.1
Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiseres haar gestelde relatie met [naam 6] niet aannemelijk heeft gemaakt. De verklaringen van eiseres over de gang van zaken rondom de komst en vertrek van [naam 6] heeft verweerder vreemd kunnen vinden, net als de wijze waarop hun seksuele geaardheid is besproken. Daar komt bij dat de verklaringen van eiseres over haar relatie met [naam 6] , namelijk dat zij een toekomst voor zich zag samen met [naam 6] in een veilig land, niet strookt met haar verklaring dat ze altijd dacht dat zij slechts door een fase ging en altijd heeft gedacht haar seksuele gevoelens voor vrouwen te kunnen en zullen veranderen. Juist gelet op de gevoelens die eiseres voor [naam 6] stelt te hebben gehad, is het opmerkelijk dat eiseres geen pogingen heeft gedaan om het contact met [naam 6] te herstellen, temeer nu eiseres zelf verklaart dat het haar heel erg bezighield en invloed had op haar functioneren.
10.2
Ten aanzien van de verklaringen van eiseres over haar relatie met [naam 1] volgt de rechtbank verweerders standpunt dat de inhoud van de overgelegde verklaring van [naam 1] niet strookt met de verklaringen van eiseres. Ook de verklaringen over [naam 7] dragen niet bij aan de geloofwaardigheid van de relatie. Dat eiseres niet meer weet wanneer zij voor het laatst contact heeft gehad met [naam 1] en ook geen moeite heeft gedaan om met haar in contact te proberen te komen heeft verweerder ook vreemd kunnen achten. Deze verklaring strookt daarnaast niet met de overgelegde e-mailberichten tussen [naam 1] en eiseres. Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat eiseres niet kan uitleggen wat het verschil is tussen haar gevoelens voor [naam 6] en voor [naam 1] .
10.3
Tenslotte oordeelt de rechtbank dat verweerder zich ook ten aanzien van de verklaringen van eiseres over haar heteroseksuele relaties met [naam 5] ( [naam 5] ) en [naam 2] , niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat deze ongeloofwaardig zijn. Zoals reeds in rechtsoverweging 8. overwogen, klopt het tijdsverloop ten aanzien van de verklaringen over [naam 5] niet. Verweerder heeft ook de verklaringen van eiseres zelf over de relatie met [naam 2] opmerkelijk en vaag mogen achten in het licht van de overgelegde verklaring van [naam 2] van 10 juli 2018. Dat eiseres verklaart dat het enkel om een zakelijke relatie gaat, strookt niet met de verklaring van [naam 2] dat zij bij hem thuis verbleef nadat zij uit het ziekenhuis kwam als gevolg van een zelfmoordpoging vanwege haar verkrachting op 2 december 2017.
10.4
Deze beroepsgronden slagen niet.
Heeft verweerder kenbaar gemotiveerd waarom de kennis van eiseres over LHBTI in Uganda en Nederland niet compenseert voor de verklaringen van eiseres?
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder kenbaar in de besluitvorming heeft gemotiveerd waarom de kennis van eiseres over LHBTI in Uganda en Nederland niet opweegt tegen haar overige verklaringen. Eiseres heeft verklaard nooit in contact te zijn geweest met LHBTI-groepen in Uganda of daar kennis over te hebben, maar in Nederland een aantal LHBTI-activiteiten te hebben bijgewoond. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat dit onvoldoende is om de ongeloofwaardig geachte verklaringen van eiseres over haar denkproces en relaties ten aanzien van haar gestelde lesbische geaardheid te compenseren. De rechtbank volgt verweerders standpunt. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de overgelegde verklaringen en bewijsstukken op de juiste wijze in de beoordeling betrokken?
12. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar asielrelaas een aantal verklaringen, dreigbrieven en een e-mail van oom [naam 5] overgelegd.
12.1
Verweerder heeft zich met betrekking tot de verklaring van [naam 2] op het standpunt gesteld dat dit een verklaring van een derde is, die inhoudelijk vreemde verklaringen bevat. De rechtbank kan verweerder volgen in dit standpunt. Verweerder heeft het daarbij opmerkelijk mogen achten dat eiseres heel weinig over het in de verklaring beschreven voorval kan verklaren, geen onderbouwing van de gestelde ziekenhuisopname kan overleggen en de eerdere dreigbrieven niet heeft overgelegd. De rechtbank overweegt dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er om die reden niet de waarde aan de verklaring toegekend kan worden die eiseres wenst te verbinden.
12.2
Ten aanzien van de verklaring van de zus van eiseres, [naam 3] , heeft verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet wordt gevolgd dat de zus van eiseres niet geweten zou hebben dat eiseres het land uit is. Daar heeft verweerder terecht bij betrokken eiseres heeft verklaard dat haar zus voor haar zoon zou zorgen als zij vrijwilligerswerk in Spanje zou gaan doen en uit de brief blijkt dat de andere broers en zussen van eiseres wel op de hoogte zouden zijn geweest van het vertrek van eiseres. Dit klemt temeer omdat eiseres heeft verklaard geen contact te hebben met hen, alleen met [naam 3] . Omdat de verklaring van [naam 3] bevreemdende verklaringen bevat, fouten bevat (in de naam), de genoemde gebeurtenissen niet tot aangifte hebben geleid ondanks doodsbedreigingen en niet is gebleken dat zich later nog iets heeft voorgedaan, heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiseres met deze overgelegde verklaring niet aannemelijk gemaakt dat zij dan wel haar zus daadwerkelijk worden bedreigd vanwege haar gestelde homoseksuele geaardheid.
12.3
Met de overgelegde dreigbrieven van de Cleaners heeft eiseres de gestelde bedreigingen als gevolg van haar gestelde seksuele geaardheid onvoldoende onderbouwd, aldus verweerder. De rechtbank volgt dit oordeel. Verweerder heeft het vreemd mogen achten dat eiseres en [naam 2] geen problemen hebben ondervonden van de Cleaners in de opvolgende zeven tot acht maanden na het incident, terwijl uit de gestuurde dreigbrieven blijkt dat de locaties van hen bekend waren. Ook heeft verweerder het vreemd mogen achten dat [naam 2] enerzijds middels een verklaring in juli 2018 heeft verklaard geen contact meer met eiseres te willen, maar eiseres anderzijds verklaard dat zij nog regelmatig contact met hem heeft gehad tussen haar vertrek uit Uganda en dit ook blijkt uit de brief van [naam 2] . De rechtbank is daarbij van oordeel dat verweerder kon tegenwerpen dat zij deze brieven niet in haar eerste procedure heeft ingebracht en dat eiseres zelf weinig kan toelichten over de dreigbrieven, omdat zij ze naar eigen zeggen niet allemaal gelezen heeft.
12.4
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de e-mail van oom [naam 5] bevreemding wekt. Eiseres heeft zelf verklaard dat oom [naam 5] geen rol in haar leven speelt of dat er geen contact is, waardoor verweerder het vreemd heeft kunnen achten dat hij in zijn e-mail verklaart te zijn bedreigd.
12.5
De beroepsgronden slagen niet.
Heeft verweerder ten onrechte niet kenbaar in de besluitvorming betrokken dat er een LHBTI-coördinator is geraadpleegd bij het nemen van het bestreden besluit?
13. Uit werkinstructie 2019/17 volgt dat in elke zaak waarin een LHBTI-motief speelt, voor het besluit genomen wordt een LHBTI-coördinator geraadpleegd dient te worden. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat er, in tegenstelling tot hetgeen eiseres aanvoert, wel degelijk een LHBTI-coördinator is geraadpleegd bij de besluitvorming. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze mededeling te twijfelen of er consequenties aan te verbinden dat dit niet genoemd staat in het bestreden besluit. Zoals verweerder heeft genoemd, vereist de werkinstructie – of een andere regeling – niet dat kenbaar in het bestreden besluit naar voren moet worden gebracht of de LHBTI-coördinator is geraadpleegd. De beroepsgrond slaagt niet.
Tussenconclusie van de rechtbank
14. De rechtbank concludeert dat verweerder niet ten onrechte de door eiseres gestelde lesbische geaardheid en de problemen als gevolg van de gestelde geaardheid ongeloofwaardig heeft geacht. Verweerder had echter naar het oordeel van de rechtbank echter ook de toegedichte seksuele geaardheid in zijn beoordeling moeten betrekken. Verweerder heeft dit naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gedaan. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot die conclusie komt.
Heeft verweerder ten onrechte de toegedichte seksuele geaardheid niet bij de beoordeling betrokken?
15. De rechtbank stelt vast dat in de eerste procedure de verklaringen van eiseres over haar verkrachting geloofwaardig zijn bevonden, maar dat het causaal verband tussen de verkrachting en de lesbische geaardheid van [naam 1] niet aannemelijk zijn geacht omdat er mogelijk ook een andere oorzaak zou kunnen zijn. Het beroep in deze procedure is nooit inhoudelijk behandeld omdat eiseres te laat beroep had ingediend. Bij de opvolgende asielaanvraag van eiseres heeft zij het iMMO-rapport van 14 april 2021 overgelegd. Uit dit rapport volgt dat eiseres vanwege de verkrachting onvoldoende coherent en consistent kan verklaren omdat de gebeurtenis zo traumatisch was en eiseres lijdt aan PTSS. Uit het iMMO-rapport volgt verder dat de verkrachting mogelijk verband hield met toegedichte homoseksualiteit vanwege verklaringen van de mannen die eiseres verkrachtten. Dat is ten onrechte, gelet op hetgeen geloofwaardig is geacht op dit punt en hetgeen uit het iMMO rapport naar voren is gekomen, niet kenbaar door verweerder betrokken in de besluitvorming. Verweerder heeft over de toegedichte homoseksualiteit slechts in het bestreden besluit gezegd dat in het voornemen is ingegaan op de dreigbrieven van de Cleaners en de e-mail van haar oom en dat is geconcludeerd dat eiseres op grond hiervan niet aannemelijk heeft gemaakt dat de mensen om haar heen zijn of worden bedreigd door de Cleaners. Eiseres heeft volgens verweerder onvoldoende onderbouwd dat zij door degenen die haar verkracht zouden hebben als homoseksueel wordt gezien en zij daarom te vrezen heeft. De rechtbank acht deze motivering niet voldoende temeer omdat verweerder tijdens het gehoor van eiseres over dit onderwerp onvoldoende vragen heeft gesteld. Ook heeft verweerder onvoldoende in de besluitvorming betrokken dat uit het iMMO-rapport volgt dat de verkrachting mogelijk verband hield met de toegedichte homoseksualiteit. De beroepsgrond slaagt daarom.
Conclusie
16. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dit niet deugdelijk is gemotiveerd. Verweerder moet een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
Het verzoek om een voorlopige voorziening
17. Omdat de rechtbank nu beslist over het beroep van eiseres en dit gegrond verklaart, is er voor het treffen van een voorlopige voorziening geen reden meer. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
Proceskosten
18. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.674,-.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr.N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Uitspraak van deze rechtbank van 3 december 2018, zaaknummer NL18.3200.
2.Zaaknummer NL20.14597.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.