3.1Omdat verweerder de gestelde lesbische geaardheid van eiseres niet gelooft, gelooft verweerder de gestelde problemen als gevolg daarvan ook niet. Los daarvan merkt verweerder over de bedreigingen op dat de verklaringen van derden zijn meegenomen in de beoordeling. Het officieel opmaken van het document maakt echter de inhoud nog niet geloofwaardig. De brief van [naam 2] bevat vreemde verklaringen, eiseres kan over het beschreven voorval heel weinig verklaren, ook kan zij geen onderbouwing van de ziekenhuisopname geven, en zijn de eerdere dreigbrieven niet overgelegd. De brief van de zus van eiseres bevat een fout in de naam van de zus, er staan bevreemdingwekkende verklaringen in, en de daarin genoemde gebeurtenissen hebben niet tot aangifte geleid ondanks de doodsbedreigingen en bovendien is niet gebleken dat zich later nog iets heeft voorgedaan. Eiseres heeft met de overgelegde dreigbrieven van de Cleaners de gestelde bedreigingen onvoldoende onderbouwd en de e-mail van oom [naam 5] van eiseres acht verweerder opmerkelijk.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank stelt vast dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van verweerder enigszins terughoudend getoetst moet worden. Dat vooropgesteld, is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar lesbische geaardheid ongeloofwaardig zijn. De rechtbank overweegt echter dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten in de besluitvorming te betrekken dat er sprake kan zijn van toegedichte homoseksualiteit. En of eiseres gelet daarop vanwege deze toegedichte homoseksualiteit te vrezen heeft. De rechtbank legt hieronder, aan de hand van de beroepsgronden, uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Heeft verweerder voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiseres bij de geloofwaardigheidsbeoordeling?
5. De rechtbank volgt verweerder in het oordeel dat er zowel bij het gehoor als in de besluitvorming voldoende en kenbaar rekening is gehouden met eiseres en haar vermogen om te kunnen verklaren over haar seksuele geaardheid. Verweerder is in de beoordeling kenbaar uitgegaan van de bevindingen uit het iMMO-rapport en het MediFirst rapport. Het beoordelingskader dat moet worden uitgegaan van een intelligente universitair geschoolde vrouw is door verweerder losgelaten. Het rapport van bureau Kleurkracht is, zoals verweerder terecht stelt, te algemeen van aard voor eiseres om daarmee haar asielrelaas te onderbouwen. Daarom is verweerder uitgegaan van het iMMO-rapport en het MediFirst rapport. Tijdens de gehoren zijn er voldoende waarborgen geweest, ook in het kader van haar psychische klachten. Er is niet gebleken dat eiseres is belemmerd in het doen van haar verklaringen. Er is voorafgaand aan het aanvullend gehoor een nieuw medisch advies door MediFirst opgesteld waarin staat dat eiseres gehoord kon worden, maar rekening gehouden moest worden met het feit dat eiseres data niet altijd exact kan weergeven, eiseres emotioneel kan worden en daarvoor ruimte geboden moet worden en zij door verkorte concentratie baat kan hebben korte gerichte vragen en het herhalen en of verduidelijken van vragen. Hieraan is zoveel mogelijk tegemoetgekomen. Er zijn haar geen tegenwerpingen gedaan die toezien op exacte data. Eiseres is niet emotioneel geworden tijdens het gehoor en voor zover er onduidelijke vragen waren, zijn deze verduidelijkt. Verder is het gehoor op eigen verzoek afgenomen in het AZC [locatie] , een voor eiseres vertrouwde locatie, en hoefde zij niet naar een voor haar vreemde IND-hoorlocatie te komen. Daarnaast heeft eiseres aangegeven dat zij baat heeft bij haar therapie, dat het beter met haar gaat en zij zich in staat voelde het gehoor te doen. Ook blijkt, zoals verweerder stelt, uit het iMMO rapport dat eiseres inmiddels meer vertrouwd is geraakt met de directe manier van communiceren en durft zij voor haar seksuele geaardheid uit te komen. In het licht van de voorgaande omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiseres. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Kon verweerder aan eiseres tegenwerpen dat zij tegenstrijdig heeft verklaard over haar religie in verhouding tot haar lesbische geaardheid?
6. De rechtbank stelt vast dat verweerder wel degelijk de uitleg in de zienswijze over de verklaringen van eiseres over haar religie heeft betrokken in het bestreden besluit. Verweerder gaat, in tegenstelling tot wat eiseres stelt, in het bestreden besluit in op wat eiseres hierover in de zienswijze heeft gesteld. In de zienswijze voert eiseres aan dat de pastoor altijd aanwezig was in de kerk en eiseres ook naar de zondagsschool ging. Gelet hierop zou het niet bevreemdend zijn dat eiseres waarde hechtte aan de meningen van de mensen van de kerk. De rechtbank overweegt dat verweerder het voorgaande ook niet vreemd heeft geacht. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiseres heeft verklaard dat na de acceptatie van haar seksuele geaardheid eind 2015, zij voortaan direct contact moest hebben met God en niet met de pastoor van de kerk. Daar heeft verweerder tegenin gebracht dat het persoonlijk contact met God juist kenmerkend is voor de Pinkstergemeente en dat verweerder daarom eiseres niet volgt in haar verklaring dat haar geloof door acceptatie van haar seksuele geaardheid op die wijze is veranderd. Bovendien heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres heeft verklaard dat zij zich, nadat zij zich in 2007 bewust werd van haar seksuele geaardheid, hiertegen is gaan verzetten door meer te bidden en te vasten. Verweerder heeft daarom gesteld dat aangenomen mag worden dat eiseres zich in haar gebed persoonlijk tot God richtte en dat dit niet via de pastoor liep, omdat eiseres nu eenmaal ten overstaan van de pastoor niet voor haar geaardheid kon uitkomen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder niet ten onrechte heeft gesteld dat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt dat zij zich pas na haar acceptatie persoonlijk tot God ging richten. Verweerder heeft daarbij in aanmerking kunnen nemen dat de stelling van eiseres in de zienswijze dat geen rekening is gehouden met de specifieke Ugandese context voor wat betreft de Pinkstergemeente, niet nader onderbouwd is. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft eiseres voldoende inzicht gegeven over haar religie en seksualiteit en ten onrechte de verklaringen van eiseres over [naam 1] gekoppeld aan haar verklaringen over de Pinkstergemeente en haar contact met God?
7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende gemotiveerd heeft waarom eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven over haar religie en haar seksualiteit. Nu eiseres met het geloof in de Pinkstergemeente is opgegroeid, valt niet in te zien dat zij pas door de acceptatie van haar lesbische geaardheid in directe relatie met God is komen te staan, vooral omdat deze persoonlijke relatie juist kenmerkend is voor de Pinkstergemeente. Wanneer om een nadere toelichting wordt gevraagd, stelt eiseres
“Ik ben altijd gelovig geweest en wist dat het in de bijbel stond. Ik heb het geaccepteerd dat ik zo was. Eerst had ik die gevoelens niet, maar bij [naam 1] wel. Dus ik zag dat mijn leven terugkwam en zo was.”. Hiermee herhaalt eiseres alleen dat ze de gevoelens eerst niet had maar bij [naam 1] wel, maar legt niet uit wat of hoe de veranderende inzichten tot acceptatie van haar homoseksuele geaardheid hebben geleid dan wel wat voor invloed dat op haar geloof heeft gehad. Nu eiseres heeft verklaard dat homoseksuele handelingen aanvankelijk een gevoel van schaamte bij haar opriepen, zij dacht dat de duivel bezit van haar had genomen, omdat wat zij had gedaan onnatuurlijk was en door God verboden, had van haar verwacht mogen worden dat ze kon toelichten hoe haar opvattingen hierover zijn veranderd. Verweerder heeft niet ten onrechte geoordeeld dat eiseres hier gelet op het bovenstaande niet in is geslaagd. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de verklaringen van eiseres over haar seksuele geaardheid en de ervaring die eiseres heeft gehad met haar vriendje [naam 5] ( [naam 5] ) tegenstrijdig mogen achten?
8. Verweerder heeft zich in het voornemen op het standpunt gesteld dat eiseres vaag heeft verklaard over het moment en de duur van haar relatie met [naam 5] ( [naam 5] ). Eiseres verklaart dat zij toen 16 jaar was en net als andere meisjes wilde zijn. Zij verklaart enerzijds dat zij nog geen 16 jaar was toen ze een relatie met [naam 5] kreeg en dat de relatie maar een maand geduurd zou hebben, maar anderzijds heeft eiseres ook verklaard dat zij de relatie met [naam 5] is aangegaan ongeveer zeven á acht maanden nadat [naam 6] bij haar kwam wonen. Eiseres heeft zelf verklaard dat zij al 16 jaar was toen [naam 6] bij haar kwam wonen, waardoor het tijdsverloop volgens verweerder niet klopt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze verklaringen tegenstrijdig mogen achten. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiseres over wanneer zij zich bewust was van haar seksuele geaardheid niet overeenkomen. Eiseres verklaart immers enerzijds dat zij zich tijdens de relatie met [naam 6] nog niet bewust was van haar seksuele geaardheid, terwijl zij anderzijds ook verklaart de relatie met [naam 5] enkel aan te zijn gegaan om haar gevoelens voor meisjes weg te nemen. Daarom slaagt de beroepsgrond niet.
Heeft verweerder ten onrechte de visumaanvraag opmerkelijk geacht?
9. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiseres over haar persoonlijke omstandigheden, namelijk haar fulltime baan, haar beperkte financiële situatie, in combinatie met de zorg voor haar kind, bevreemding wekt ten aanzien van haar visumaanvraag om vrijwilligerswerk in Spanje te gaan doen. Eiseres heeft hierover gesteld dat zij nog nadere stukken zou overleggen, maar dat heeft zij niet gedaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze omstandigheden zonder nadere onderbouwing van eiseres opmerkelijk heeft kunnen achten.
Heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres ongeloofwaardig over haar proces heeft verklaard met betrekking tot haar lesbische geaardheid?
10. De rechtbank overweegt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar proces ten aanzien van haar lesbische geaardheid. Verweerder heeft kunnen oordelen dat eiseres met haar verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe en welke ervaring heeft geleid tot de acceptatie van haar homoseksuele geaardheid. Verweerder heeft hier de verklaringen van eiseres over haar relaties met [naam 1] , [naam 6] en [naam 2] en de verklaring van [naam 2] bij kunnen betrekken.