ECLI:NL:RBDHA:2023:7522
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Oplegging van een inreisverbod aan een Tadzjiekse nationaliteit op grond van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 maart 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de oplegging van een inreisverbod aan een eiser van Tadzjiekse nationaliteit. De eiser had op 18 mei 2022 de Europese Unie verlaten, maar bij de uitreiscontrole werd vastgesteld dat hij geen rechtmatig verblijf meer had. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 22 juni 2022 een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd op basis van artikel 66a van de Vreemdelingenwet, omdat de eiser de EU niet tijdig had verlaten. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht het inreisverbod had opgelegd. De rechtbank stelde vast dat de eiser de grondslag van de oplegging, namelijk het niet tijdig verlaten van de EU, niet had betwist en dat de staatssecretaris niet verplicht was om verder te motiveren waarom de eiser de EU te laat had verlaten. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de hoorplicht niet was geschonden, aangezien de eiser geen gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen of om gehoord te worden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.