ECLI:NL:RBDHA:2023:7523

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
NL22.7727
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Beninse homoseksueel en de zorgvuldigheid van het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Beninse eiser die homoseksueel is. De eiser had op 2 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend, waarbij hij stelde dat hij vanwege zijn seksuele geaardheid in Benin problemen had ondervonden. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen, omdat hij de homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onzorgvuldig was genomen en ondeugdelijk gemotiveerd. De rechtbank wees op de psychische omstandigheden van eiser en de lange tijd tussen de verschillende gehoren, wat de waarde van de verklaringen van eiser in twijfel trok. De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende rekening had gehouden met het referentiekader van eiser en dat de motivering van het besluit niet voldeed aan de eisen van zorgvuldigheid. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.7727

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. E.R. Hagenaars),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Kana).

ProcesverloopIn het besluit van 26 april 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen meneer [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De achtergrond van het geschil
1. Eiser is geboren op [datum] 1991 en heeft de Beninse nationaliteit. Hij heeft op 2 oktober 2020 een asielaanvraag ingediend. Hieraan heeft hij, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en als gevolg daarvan problemen heeft ondervonden. Hij heeft in 2016 een feest bezocht van één van zijn vrienden. De aanwezigen waren ook homoseksueel. Tijdens dit feest zijn de buurtbewoners binnen gevallen en hebben zij iedereen fysiek mishandeld. Eiser en sommige van zijn vrienden hebben toen kunnen wegrennen. Andere aanwezigen op het feest zijn wel opgepakt door de politie en zij hebben eisers naam genoemd. Eiser is toen de stad uit gevlucht. Eisers familie heeft daarna bericht gehad van de politie dat eiser zich moet melden. Vervolgens heeft eiser het land verlaten. Eiser vreest bij terugkeer dat de politie of de wijkbewoners hem gevangenzetten, martelen of vermoorden.
Verweerders besluit
2. Verweerder heeft de volgende elementen als relevant aangemerkt:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
De seksuele geaardheid van eiser;
Problemen door de seksuele geaardheid van eiser.
2.1
Verweerder gelooft eisers identiteit, nationaliteit en herkomst, maar niet de gestelde homoseksuele geaardheid en de problemen als gevolg daarvan. Eiser heeft volgens verweerder vaag, summier en oppervlakkig verklaard over hoe hij achter zijn homoseksuele geaardheid kwam en heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt hoe hij dit proces heeft ervaren. Ook wisselt eiser in zijn verklaringen over hoe zijn familie achter zijn homoseksuele geaardheid kwam, verklaart eiser vaag en summier op essentiële punten over zijn gestelde relatie met [naam 2] en acht verweerder het ongerijmd dat eiser sinds 14 januari 2016 geen contact meer met hem heeft gehad. Met de overgelegde foto’s heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij een relatie heeft gehad met [naam 2] . Ook ten aanzien van de gestelde relaties die eiser heeft gehad met [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] wordt overwogen dat eiser op essentiële punten vage en summiere verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft ook wisselend verklaard over het moment dat hij erachter kwam dat homoseksualiteit strafbaar is in Benin, aldus verweerder. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eisers verklaringen over zijn kennis van het lhbti-leven in Benin onvoldoende zijn en tegenstrijdig zijn met openbare bronnen. Eiser kan ook niet concreet of voldoende verklaren over de lhbti-organisatie in Nederland waar hij activiteiten voor verricht. De overgelegde verklaringen van derden wegen tegen het voorgaande niet op en ook de overgelegde medische stukken kunnen aan het voorgaande geen verandering brengen. Verweerder gelooft de gestelde problemen ten eerste niet omdat de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser niet geloofwaardig wordt geacht. Daarnaast zijn eisers verklaringen daarover ook ongeloofwaardig, wisselend en ongerijmd. Aan het overgelegde politiedocument kan niet de waarde worden gehecht die eiser daaraan wenst te hechten. Verweerder heeft daarom eisers aanvraag afgewezen als ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000.
De beroepsgronden
3. Eiser voert, kort samengevat, aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader en dat verweerder niet heeft voldaan aan de samenwerkingsplicht. Eiser kan niet beter verklaren en verweerder heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat hij de mogelijkheid heeft gehad om zijn inzicht en kennis te vergroten. Eiser heeft daarbij een aantal rapporten overgelegd die dit ondersteunen. Verder voert eiser aan dat er geen sprake is van wisselende verklaringen en als verweerder vond dat eisers verklaringen summier waren, verweerder door had moeten vragen.
Het oordeel van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het bestreden besluit onzorgvuldig heeft genomen en ondeugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank legt hieronder uit hoe zij tot die conclusie komt.
4.1
De rechtbank stelt vast dat eiser voorafgaand aan het gehoor op 1 februari 2021 niet door een medische dienst is gezien om vast te kunnen stellen dat eiser in staat is om te worden gehoord. Verweerder heeft op 1 februari 2021 een begin gemaakt aan het nader gehoor van eiser. Opvallend is dat het gesprek niet soepel verloopt. Zo moeten veel vragen worden herhaald [1] , is er sprake van miscommunicatie tussen de tolk en eiser [2] en geeft eiser op een gegeven moment aan dat hij hoofdpijn heeft [3] . Dit gehoor is deze dag niet afgerond. Hoewel het gehoor nagenoeg de hele dag had geduurd was er onvoldoende tijd om het gehoor af te ronden. Eiser gaf aan het einde van het gehoor aan dat hij de IND verzoekt om de volgende afspraak tijd te geven want toen hij hoorde dat hij naar het gehoor moest komen voelde hij zich gelijk niet prettig [4] .
Op 5 augustus 2021 is door Medifirst geconstateerd dat eiser voorlopig niet kon worden gehoord, omdat eiser een psychische aandoening heeft. Eiser zou moeten beginnen aan traumaverwerking, waardoor er ook geen inschatting kon worden gegeven over wanneer eiser wel gehoord zou kunnen worden. De rechtbank overweegt dat het gelet op het voorgaande onduidelijk is welke waarde aan het gehoor kan worden gehecht dat op 1 februari 2021 heeft plaatsgevonden. Het is de rechtbank onduidelijk gebleven of eiser de psychische aandoening ook al had op 1 februari 2021 en welke invloed deze aandoening dan zou hebben gehad op eiser tijdens dit gehoor. De rechtbank is daarom van oordeel dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid.
4.2
Op 16 september 2021 is eiser opnieuw door MediFirst gezien, waarna is geconcludeerd dat ondanks de aanwezige beperkingen bij het horen en/of beslissen, eiser in staat was om te worden gehoord. Verweerder heeft daarom op 15 oktober 2021 het nader gehoor voortgezet. Eiser is echter pas na het nader gehoor van 15 oktober 2021 in het bezit gesteld van het rapport van het gehele nader gehoor, en hij dus ook pas na 15 oktober 2021 de correcties en aanvullingen heeft kunnen indienen. Het kan niet van eiser worden verwacht dat hij na zo een lange tijd nog juiste correcties en aanvullingen kan verstrekken ten opzichte van het gehoor van 1 februari 2021. Doordat er dusdanig veel tijd tussen het nader gehoor op 1 februari 2021 en het nader gehoor van 15 oktober 2021 zit, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in het licht van alle omstandigheden niet zonder meer verklaringen uit het gehoor van 1 februari 2021 aan eiser kunnen tegenwerpen.
4.3
Daar komt bij dat verweerder in het voornemen ten onrechte niet uiteen heeft gezet waar hij rekening mee heeft gehouden voor wat betreft het referentiekader van eiser. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser in zijn zienswijze heeft gesteld dat het, gelet op het referentiekader van eisers opleiding, culturele achtergrond, levensfase en dergelijke, voor hem lastig was zijn gevoelens onder woorden te brengen. Verweerder heeft in het bestreden besluit aan eiser tegengeworpen dat hij onvoldoende kan verklaren over zijn homoseksuele geaardheid; eiser kan bijvoorbeeld volgens verweerder geen eenduidige verklaringen afleggen over het moment dat hij voor het eerst gevoelens had voor mannen en hij legt wisselende verklaringen af over de eerste keer dat hij verliefd was. De rechtbank overweegt hierover dat eiser heeft verklaard dat hij zich voor het eerst aangetrokken tot een jongen voelde toen hij een jongen zag die sportte op het voetbalveld. Later heeft eiser verklaard dat hij zich niet kan herinneren op wie hij voor de eerste keer verliefd werd. De rechtbank volgt eiser in zijn stelling dat het zien van een aantrekkelijk persoon en het besef van iemand aantrekkelijk vinden iets anders is dan voor het eerst verliefd zijn. Het een sluit het ander niet uit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet deugdelijk gemotiveerd dat en waarom eiser concreter of meer nauwkeurig had moeten kunnen verklaren dan hij heeft gedaan. Dat verweerder in de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader blijkt ook uit het feit dat verweerder zich enerzijds op het standpunt heeft gesteld dat eiser kan lezen en schrijven en anderzijds op het standpunt stelt dat eiser analfabeet is. Er is daarom ook sprake van een ondeugdelijke motivering in de besluitvorming.
4.4
De rechtbank concludeert dat gelet op het voorgaande niet zonder meer uitgegaan kan worden van het huidige nader gehoor. Daarnaast zal in de besluitvorming uitdrukkelijk, in tegenstelling tot hetgeen verweerder nu heeft gedaan, rekening gehouden moeten worden met het referentiekader van eiser.
Conclusie
5. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dit niet zorgvuldig is genomen en niet deugdelijk is gemotiveerd. De overige beroepsgronden die zien op de relevante elementen van eisers asielrelaas behoeven voor nu geen bespreking. Verweerder moet daarna een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zestien weken omdat verweerder eiser mogelijk opnieuw zal moeten horen.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op de aanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.I. Terborg-Wijnaldum, rechter, in aanwezigheid van mr.N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rapport nader gehoor, pagina 12.
2.Rapport nader gehoor, pagina 15.
3.Rapport nader gehoor, pagina 17.
4.Rapport nader gehoor, pagina 18.