ECLI:NL:RBDHA:2023:7526
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de opschorting van Dublin-overdrachten naar Italië
Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaken NL23.9404 en NL23.9405, waarbij het beroep van eiser gegrond werd verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. de Graaf, had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling werd genomen omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling daarvan. Eiser verzocht tevens om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen totdat op het beroep was beslist.
De rechtbank oordeelde dat verweerder niet langer kon stellen dat de opschorting van de overdrachten in het kader van de Dublinverordening een tijdelijk, feitelijk overdrachtsbeletsel vormde. Er was geen duidelijkheid over wanneer de overdrachten hervat konden worden en wat de reden was voor de aanhoudende opschorting. De rechtbank wees op mogelijke fundamentele tekortkomingen in de opvangvoorzieningen in Italië en stelde dat verweerder nader onderzoek moest doen naar de situatie in Italië. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak.
De rechtbank veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 837,-. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat het beroep gegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is bekendgemaakt op dezelfde dag. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.