ECLI:NL:RBDHA:2023:7532
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd echter niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroep zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep moet bevatten. Aangezien eiser geen gronden heeft ingediend, kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft eiser in een aangetekende brief van 26 augustus 2022 verzocht om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.