ECLI:NL:RBDHA:2023:7544

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
26 mei 2023
Zaaknummer
NL23.7270
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-ontvankelijkheid in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Syrische nationaliteit hebbende man, een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel indiende. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard, omdat de eiser internationale bescherming geniet in Denemarken. De rechtbank heeft het beroep van de eiser behandeld op 11 mei 2023, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank overwoog dat Nederland op 29 december 2022 Denemarken had verzocht om overdracht van de eiser, maar dat Denemarken dit verzoek had afgewezen omdat de eiser al bescherming genoot in Denemarken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat de aanvraag niet-ontvankelijk was op basis van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat hij geen bescherming zou kunnen krijgen in Denemarken, ondanks zijn argumenten over de verlopen status van zijn verblijfsdocument. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser over zijn vaderschap en de band met Nederland beoordeeld, maar oordeelde dat de band met Denemarken moest worden aangenomen op basis van de vluchtelingenstatus van de eiser.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en de beslissing van de staatssecretaris bevestigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij de vader is van zijn kinderen die in Nederland verblijven, en dat de aanvraag om asiel terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, met mr. S.S. van der Velde als griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.7270

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M. Grigorjan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Talsma).

ProcesverloopBij besluit van 3 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 mei 2023 op zitting behandeld in Breda. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen Y. Aziz. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Syrische nationaliteit. Hij heeft op 28 december 2022 een aanvraag voor een asielvergunning ingediend.
2. Nederland heeft op 29 december 2022 Denemarken verzocht om overdracht van eiser in het kader van de Dublinverordening. [1] Op 4 januari 2023 heeft Denemarken de Nederlandse autoriteiten geïnformeerd dat eiser niet in het kader van de Dublinverordening kan worden overgedragen omdat hij internationale bescherming geniet in Denemarken. Het verzoek is daarom afgewezen, onder gelijktijdige vermelding dat eiser in Denemarken nog steeds bescherming geniet en zal worden toegelaten. Op 5 januari 2023 heeft verweerder daarom besloten de aanvraag in de nationale procedure te behandelen.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers aanvraag niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 omdat eiser erkend is als vluchteling in Denemarken. Hij heeft daarbij overwogen dat eiser voldoende bescherming geniet in Denemarken en er geen dreiging is van refoulement.
4. Tijdens de zitting heeft verweerder melding gemaakt van een schrijven, gedateerd 7 mei 2023, van de Deense autoriteiten waarmee bevestigd wordt dat eiser op 16 juni 2016 de vluchtelingenstatus heeft gekregen in Denemarken en dat hij gedurende een half jaar toegang krijgt tot het Deens grondgebied. Verweerder heeft dit document aan het dossier toegevoegd. Eiser heeft ter zitting de gelegenheid gekregen op dit document te reageren.
Verzoek aan de rechtbank
5. Ter zitting heeft eiser gevraagd om een herstelverzuimtermijn om meer documenten aan het dossier toe te voegen die het vaderschap van eiser zullen onderbouwen, en om het nieuwe, door verweerder ingebrachte document nader te kunnen bestuderen en daarop te kunnen reageren.
6. De rechtbank overweegt dat eiser voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om alle relevante documenten ter onderbouwing van zijn aanvraag in te dienen. Ook heeft hij ter zitting kunnen reageren op het door verweerder ingebrachte document. Verweerder heeft de passage van het stuk van 7 mei 2023 waaruit blijkt dat eiser nog steeds toegang krijgt tot Denemarken, ook ter zitting geciteerd. Het verzoek om een extra termijn voor de indiening van documenten en voor een reactie op het door verweerder ingebrachte stuk, wordt dan ook afgewezen.
Internationale bescherming in Denemarken
7. Eiser voert aan dat verweerder er ten onrechte van uitgaat dat hij internationale bescherming geniet in Denemarken. Zijn verblijfsdocument is immers verlopen. Bovendien hebben de Deense autoriteiten wel verklaard dat eiser mag terugkeren naar Denemarken, maar niet dat hij daar ook daadwerkelijk bescherming krijgt.
8. Verweerder verwijst naar de weigering van Denemarken van het verzoek om overname in het kader van de Dublinverordening, op 4 januari 2023. In dat bericht heeft Denemarken duidelijk gesteld dat eiser de vluchtelingenstatus heeft in Denemarken. Het feit dat zijn document is verlopen doet daaraan niet af. Dezelfde boodschap is bevestigd door de Deense autoriteiten bij het hiervoor genoemde bericht van 7 mei 2023, door verweerder op 11 mei 2023 toegevoegd aan het dossier.
9. De rechtbank oordeelt dat met de berichten van de Deense autoriteiten is komen vast te staan dat eiser de vluchtelingenstatus heeft in Denemarken en dat de Deense autoriteiten zullen instemmen met zijn terugkeer. Nu eiser niet heeft aangevoerd of onderbouwd dat hij in Denemarken geen bescherming zou kunnen krijgen, slaagt deze beroepsgrond niet.
Banden met Denemarken en Nederland
10. Eiser voert aan dat hij geen band heeft met Denemarken in de zin van artikel 3.106a, tweede en derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Hij is in Denemarken niet menswaardig behandeld.
11. De rechtbank overweegt dat alleen al uit het gegeven dat eiser de vluchtelingenstatus heeft in Denemarken volgt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.106a, tweede en derde lid, van het Vb. Immers, wanneer een vreemdeling internationale bescherming heeft gekregen in een andere lidstaat van de Europese Unie, kan worden aangenomen dat hij een band heeft met dat land en dat het redelijk is dat hij daarheen gaat. [2] Deze beroepsgrond slaagt niet.
Eisers vaderschap
12. Eiser stelt dat hij een veel sterkere band heeft met Nederland omdat hij vader is van twee minderjarige kinderen, die verblijfsrecht hebben in Nederland. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd waarom eisers vaderschap in twijfel wordt getrokken. Zowel eiser als zijn partner hebben daarover verklaard, er zijn foto’s overgelegd die de band van eiser met zijn kinderen aantoont, er is een officiële registratie van de gemeente Westerwolde overgelegd en de kinderen hebben eisers achternaam, zoals blijkt uit kopieën van de identiteitskaarten van de kinderen die zich in het dossier bevinden. Daarmee heeft eiser ten minste een begin van bewijs geleverd, op grond waarvan verweerder tot nader onderzoek verplicht was.
13. Verweerder betwist dat er geboorteakten van de kinderen zijn overgelegd. De persoonslijst van de gemeente Westerwolde die is overgelegd, betreft geen uittreksel uit de Basisregistratie Personen (BPR) zoals eiser stelt. Een persoonslijst is niet noodzakelijkerwijs gebaseerd op originele geboorteakten. Ook kan verweerder niet, zoals eiser stelt, zelf de BPR raadplegen om na te gaan welke brondocumenten zijn overgelegd bij de registratie van de kinderen. Verweerder handhaaft zijn standpunt dat eiser niet heeft aangetoond dat hij de vader van de kinderen is.
14. De rechtbank heeft onder 11 al geoordeeld dat een band met Denemarken moet worden aangenomen. Om die reden hoeft de band met Nederland en het gestelde vaderschap van eiser niet nader te worden onderzocht. Alleen al daarom kan de beroepsgrond van eiser niet slagen. Daar komt nog bij dat eiser er niet in is geslaagd voldoende onderbouwing te leveren van wat hij in de gronden heeft aangevoerd. Eiser heeft geen documenten ingebracht die zijn vaderschap van twee rechtmatig in Nederland verblijvende kinderen aantonen, en evenmin dat hij de rol van vader vervult in hun dagelijks leven.
Conclusie en proceskosten
15. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
16. Verweerder hoeft de door eiser gemaakte proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr.S.S. van der Velde, griffier en bekend gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.De rechtbank vindt steun voor dit standpunt in vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, recent nog de uitspraak van 24 juni 2022: ECLI:NL:RVS:2022:1788.