ECLI:NL:RBDHA:2023:759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2023
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
NL23.709
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring met betrekking tot de rechtmatigheid van de maatregel en zicht op uitzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Nigeriaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 30 november 2022 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 16 januari 2023 gesloten zonder zitting. Eiser betoogde dat er geen verslag van het vertrekgesprek van 16 december 2022 in het dossier was opgenomen, wat volgens hem de rechtmatigheid van de bewaring in twijfel trok. De rechtbank oordeelde echter dat, hoewel het ontbreken van het verslag slordig was, dit niet leidde tot de conclusie dat de bewaring onrechtmatig was. De rechtbank stelde vast dat er zicht op uitzetting was, aangezien er een presentatie met de diplomatieke vertegenwoordiging van Nigeria gepland stond op 26 januari 2023. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris voldoende tijd moest krijgen om de aanvraag voor een laissez-passer af te wachten en dat er geen aanleiding was om een lichter middel op te leggen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.709

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. A.W.J. van der Meer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 30 november 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek op 16 januari 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [Geboortedatum] en de Nigeriaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 12 december 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:13603, volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser wijst er op dat geen verslag van het vertrekgesprek van 16 december 2022 aan het dossier is toegevoegd. Op 16 december 2022 zou verweerder aan de DIA [2] hebben gevraagd om eiser voor de eerstvolgende presentatie in te plannen, maar er is nog geen datum bekend. Eiser betwijfelt daarom of nog binnen een redelijke termijn een LP [3] afgegeven kan worden. Eiser voert verder aan dat zijn wens om te vertrekken met behulp van het IOM duidelijk is. Hij heeft op 7 december 2022 een gesprek met het IOM [4] gehad. Beoordeeld dient te worden of, nu eiser meewerkt, de voortduring van de bewaring nog wel gerechtvaardigd is of dat een lichter middel gepast is.
5. Dat zich in het dossier geen verslag van het vertrekgesprek van 16 december 2022 bevindt is slordig, maar leidt niet tot het oordeel dat de bewaring onrechtmatig is. In de voortgangsrapportage wordt vermeld dat eiser tijdens dat gesprek geen omstandigheden heeft aangevoerd op grond waarvan de bewaring niet langer kan voortduren. De rechtbank ziet geen reden om daaraan te twijfelen.
6. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder de tijd gegund moet worden om de LP-aanvraag af te wachten en een presentatie te plannen. Inmiddels blijkt uit het dossier dat voor eiser een presentatie met de diplomatieke vertegenwoordiging van Nigeria staat gepland op 26 januari 2023. Niet kan worden gesteld dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat in dit geval nog steeds geen aanleiding hoeft te worden gezien een lichter middel op te leggen. Niet is gebleken dat de aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden, en het daaruit volgende risico op onttrekking aan het toezicht, niet meer van toepassing zijn op eiser. Dat eiser nu aangeeft te willen vertrekken en dat hij een gesprek heeft gehad met het IOM, maakt nog niet dat de uitzetting met een lichter middel kan worden bewerkstelligd.
8. De rechtbank overweegt tot slot dat zij gehouden is ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring te toetsen. [5] Ook met inachtneming van deze ambtshalve toetsing ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Directie Internationale Aangelegenheden.
3.Laissez-passer.
4.Internationale Organisatie voor Migratie.
5.Zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.