ECLI:NL:RBDHA:2023:7614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
NL23.13291
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke procedure met zicht op overdracht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 mei 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft het onderzoek op 17 mei 2023 gesloten.

Eiser stelt dat hij onvoldoende zicht heeft op zijn overdracht naar Zwitserland, omdat er geen handelingen zijn verricht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de staatssecretaris op 8 mei 2023 een vlucht naar Zwitserland heeft aangevraagd en dat de vluchtgegevens op 9 mei 2023 zijn ontvangen. Eiser zou op 16 mei 2023 naar Zürich vliegen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris voortvarend handelt en dat er voldoende zicht op overdracht is.

De rechtbank concludeert dat de gronden voor de maatregel van bewaring feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13291

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.H.P. Buren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 9 mei 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 11 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 17 mei 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel van bewaring nodig is omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [1] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
En als lichte gronden [3] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Voortvarend handelen en zicht op overdracht
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt nu er geen handelingen zijn verricht voor zijn overdracht aan Zwitserland. Om die reden ontbreekt volgens eiser ook het zicht op overdracht.
5. Uit het verweerschrift volgt dat verweerder op 8 mei 2023 een vlucht heeft aangevraagd naar Zwitserland. Eisers vluchtgegevens zijn op 9 mei 2023 ontvangen. Hij vliegt op 16 mei 2023 naar Zürich, Zwitserland. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende voortvarend handelt. Verder is hiermee gegeven dat het zicht op overdracht aanwezig is.
Ambtshalve toets [4]
6. Voor het overige ziet de rechtbank ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.