ECLI:NL:RBDHA:2023:7615

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
NL23.13279
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot zicht op overdracht en voortvarend handelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Sierra Leoonse nationaliteit. De maatregel van bewaring was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 1 mei 2023, op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij tevens verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft het onderzoek op 17 mei 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd dat er een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht op basis van de Dublinverordeningen en dat er een significant risico is dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiser heeft de gronden voor de maatregel niet betwist, en de rechtbank oordeelt dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, maar de rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft aangetoond dat een lichter middel niet doeltreffend zou zijn.

Daarnaast heeft eiser gesteld dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, maar de rechtbank concludeert dat verweerder adequaat heeft gehandeld door op 4 mei 2023 een vertrekgesprek te voeren en claims te leggen bij de Italiaanse en Duitse autoriteiten. De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is geweest in de toetsingsperiode. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13279

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.H.P. Buren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.M.M. van Gils).

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 9 mei 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 10 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 17 mei 2023 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel van bewaring nodig is omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [1] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Als zware gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
En als lichte gronden [3] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Lichter middel
4. Eiser voert aan dat verweerder had moeten volstaan met een lichter middel, omdat hij niet eerder is aangehouden in Nederland en zich meewerkend opstelt.
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast om het risico dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken te ondervangen. Eiser heeft immers verklaard dat hij naar Nederland is gekomen om op een illegale manier met de boot naar Engeland te reizen. [4] Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken.
Voortvarend handelen en zicht op overdracht
6. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, omdat al acht dagen niets is gebeurd en daardoor ook geen zicht op overdracht aanwezig is.
7. Verweerder heeft op 4 mei 2023 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. Op diezelfde dag heeft verweerder een claim gelegd bij de Italiaanse autoriteiten en is een onderzoeksvraag gesteld aan de Duitse autoriteiten. Naar aanleiding van de informatie van de Duitse autoriteiten is de claim aan Italië ingetrokken en is op 8 mei 2023 een claim gelegd bij de Duitse autoriteiten. De Duitse autoriteiten hebben twee weken om op de claim te reageren. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende voortvarend handelt. Verder is de rechtbank van oordeel dat geen aanknopingspunten zijn aangevoerd dat het zicht op overdracht ontbreekt.
Ambtshalve toets [5]
8. Voor het overige ziet de rechtbank ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
4.Proces-verbaal van gehoor van 1 mei 2023 (M110), p. 3 van 7.
5.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.