ECLI:NL:RBDHA:2023:7617

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
NL23.13281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Syrische eiser. De eiser had op 1 mei 2023 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, op grond van artikel 59b van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. De rechtbank heeft het onderzoek op 17 mei 2023 gesloten, maar eiser heeft op 23 mei 2023 verzocht om heropening van het onderzoek, wat door de rechtbank is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de feiten en omstandigheden die eiser aanvoerde, na het sluiten van het onderzoek hadden plaatsgevonden en daarom niet in de procedure konden worden meegenomen.

De rechtbank heeft vervolgens de gronden van de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser had de gronden niet betwist en de rechtbank concludeerde dat de zware en lichte gronden feitelijk juist waren en voldoende waren toegelicht. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had gemotiveerd dat er geen lichter middel beschikbaar was en dat de detentie van eiser niet onredelijk bezwarend was. Eiser had geprobeerd illegaal naar Engeland te reizen en had pas na zijn aanhouding een asielaanvraag ingediend, wat zijn situatie complicerend maakte.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13281

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. G.H.P. Buren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 1 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Eiser heeft desgevraagd ingestemd met een schriftelijke afdoening van het beroep. Eiser heeft op 9 mei 2023 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 11 mei 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op 17 mei 2023 het onderzoek gesloten.
Bij brief van 23 mei 2023 heeft eiser een verzoek gedaan tot heropening van het onderzoek.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Syrische nationaliteit te hebben.
Heropening onderzoek
2. De rechtbank gaat niet over tot heropening van het onderzoek, omdat het blijkens de brief feiten en omstandigheden zouden betreffen die zijn voorgevallen van na het sluiten van het onderzoek. Hier kan daarom in deze procedure geen rekening mee worden gehouden.
Maatregel van bewaring
3. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de bewaring noodzakelijk is met het oog op de vaststelling van de identiteit of nationaliteit van eiser en het verkrijgen van gegevens die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een aanvraag voor een verblijfsvergunning, wegens een risico op onttrekking aan het toezicht op vreemdelingen. Als zware gronden [1] staan in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
  • 3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
En als lichte gronden [2] staat in de maatregel vermeld dat eiser:
  • 4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
  • 4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
  • 4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
4. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen niet betwist. De rechtbank is van oordeel dat de zware en lichte gronden feitelijk juist zijn en voldoende zijn toegelicht, zodat deze aan de maatregel ten grondslag konden worden gelegd en de maatregel ook kunnen dragen.
Lichter middel
5. Verder is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat niet is gebleken dat een lichter middel doeltreffend kan worden toegepast. De enkele opmerking dat eiser zijn asielaanvraag in vrijheid wenst af te wachten en bij het eerste contact met de autoriteiten zijn asielwens kenbaar heeft gemaakt, leidt niet tot een andere conclusie. Eiser is staande gehouden, nadat hij bij Moerdijk heeft geprobeerd illegaal naar Engeland te reizen en heeft pas na zijn aanhouding een asielaanvraag ingediend. Dit heeft hij niet op eigen initiatief na binnenkomst in Nederland gedaan. Verweerder heeft daarnaast voldoende gemotiveerd dat evenmin is gebleken van omstandigheden die detentie voor eiser onredelijk bezwarend maken.
Ambtshalve toets [3]
6. Voor het overige ziet de rechtbank ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de te toetsen periode op enig moment onrechtmatig is geweest.
Conclusie
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond; en
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
2.Artikel 5.1b, vierde lid, van het Vb.
3.HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.