ECLI:NL:RBDHA:2023:7618

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
30 mei 2023
Zaaknummer
NL23.9550
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid asielaanvraag wegens internationale bescherming in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, die van Ethiopische nationaliteit is. Eiser heeft op 3 maart 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar deze is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervoor is dat eiser al internationale bescherming heeft gekregen van de Duitse autoriteiten op 3 februari 2017. De rechtbank heeft geoordeeld dat, op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, ervan mag worden uitgegaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat dit in zijn geval anders is.

Tijdens de zitting op 15 mei 2023 is eiser, samen met zijn gemachtigde, niet verschenen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met de vertegenwoordiger van de staatssecretaris. Eiser heeft aangevoerd dat hij geregistreerd staat als Eritreeër in Duitsland, terwijl hij Ethiopiër is, en dat hij in een uitzichtloze situatie verkeert. Hij heeft echter niet onderbouwd dat hij geen hulp kan krijgen van de Duitse autoriteiten of dat klagen bij hen zinloos is. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen bewijs heeft geleverd dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de aanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk is verklaard en heeft het beroep ongegrond verklaard. Eiser heeft geen recht op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9550

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F. Boone),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopBij besluit van 22 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure niet-ontvankelijk verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 15 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboorrtedatum] en van Ethiopische nationaliteit te zijn.
2. Op 3 maart 2023 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Verweerder heeft de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard omdat de Duitse autoriteiten op 3 februari 2017 eiser al internationale bescherming hebben verleend. [1] Verweerder heeft aan het besluit ten grondslag gelegd dat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag worden uitgegaan en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval niet zo is. Eiser heeft niet onderbouwd dat hij geen hulp kan krijgen van de Duitse autoriteiten, ook is niet gebleken dat hij daar heeft geklaagd bij de (hogere) autoriteiten.
3. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Hij staat in Duitsland geregistreerd als Eritreeër, terwijl hij stelt Ethiopiër te zijn. Omdat hij zijn nationaliteit niet kan aantonen, heeft hij in Duitsland een tijdelijk verblijfsrecht dat steeds wordt verlengd, maar waarmee hij geen aanspraak maakt op een permanente status of een reisdocument waarmee hij internationaal kan reizen. Eiser stelt dat sprake is van een uitzichtloze situatie waarbij klagen bij de Duitse autoriteiten zinloos is. Eiser vraagt om bescherming in Nederland omdat Duitsland jegens hem zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Hij beroept zich hierbij op artikel 3.106a, aanhef en eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en meent dat aan de voorwaarden voor een niet-ontvankelijkheidsverklaring niet is voldaan.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat eiser internationale bescherming geniet in Duitsland. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in het algemeen van uitgaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval anders is. Eiser heeft niet onderbouwd hoe Duitsland zijn verdragsverplichtingen jegens hem niet nakomt. Het enkele feit dat eiser geen permanente status krijgt in Duitsland betekent niet dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakomt. Als eiser niettemin klachten heeft over de wijze waarop hij zijn rechten in Duitsland kan effectueren, staat het hem vrij daarover bij de Duitse autoriteiten te klagen. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat het zinloos is om bij de Duitse autoriteiten over zijn status te klagen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om niet langer uit te gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland.
5. De aanvraag is terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is ongegrond.
6. Verweerder hoeft de door eiser gemaakte proceskosten niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr.S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.