ECLI:NL:RBDHA:2023:7619
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
In de zaak tussen [naam], eiser, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen een besluit van 21 juni 2022. Dit besluit verklaarde het bezwaar van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk. Eiser heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft dit beroep zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep moet bevatten. Aangezien eiser geen gronden heeft ingediend, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank heeft eiser per aangetekende brief van 19 juli 2022 verzocht om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie gekomen.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen zijn op de hoogte gesteld van de uitspraak en hebben de mogelijkheid om binnen 6 weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.