ECLI:NL:RBDHA:2023:7622
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, wiens naam niet is vermeld, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Dit besluit, het primaire besluit, dateert van 14 juni 2022. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. De staatssecretaris heeft op 15 augustus 2022 op het bezwaar beslist.
De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder zitting behandeld, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In de overwegingen van de uitspraak wordt verwezen naar een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank in een andere zaak (AWB 22/5632), waarin op het beroep is beslist. Gezien deze eerdere uitspraak wordt het verzoek om een voorlopige voorziening als kennelijk ongegrond afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, de voorzieningenrechter, en mr. S.C. Spruijt fungeerde als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.