ECLI:NL:RBDHA:2023:7632
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake verblijfsvergunning regulier
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn bezwaar tegen de afwijzing van de aanvraag niet-ontvankelijk had verklaard. De rechtbank heeft het beroep zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb het beroepschrift ten minste de gronden van het beroep moet bevatten. Aangezien eiser geen gronden heeft ingediend, kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank heeft eiser per aangetekende brief op 2 augustus 2022 de gelegenheid gegeven om binnen vier weken alsnog gronden in te dienen, maar hierop is geen reactie ontvangen.
Gelet op het ontbreken van gronden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.