ECLI:NL:RBDHA:2023:7646
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. van Zeijst-Repelaer van Driel
- J.M. Dreef
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen
In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 april 2023 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij ernstige zorgen zijn geuit over de sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van [minderjarige01]. De minderjarige heeft een belast verleden, heeft op verschillende crisisplekken gewoond en heeft het afgelopen jaar weinig tot geen onderwijs gevolgd. Er zijn zorgen over zijn verslavingsproblematiek en hij vertoont zorgelijk gedrag. De Raad meent dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ouders te ondersteunen en om [minderjarige01] te begeleiden in zijn keuzes.
De gecertificeerde instelling heeft verweer gevoerd tegen het verzoek, stellende dat de huidige hulpverlening, bestaande uit het CJG, Family Supporters en de Brijder, al voldoende ondersteuning biedt. De instelling betoogt dat de ondertoezichtstelling geen toegevoegde waarde heeft, gezien de korte periode tot de meerderjarigheid van [minderjarige01] en de lange wachtlijsten voor jeugdbeschermers.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en is van oordeel dat, hoewel er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, de gronden voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet, althans onvoldoende aanwezig zijn. De kinderrechter oordeelt dat de ingezette hulpverlening met zo min mogelijk afleiding moet worden voortgezet en dat de effectiviteit van een ondertoezichtstelling laag is. Daarom zijn beide verzoeken afgewezen. De kinderrechter vertrouwt erop dat [minderjarige01] zich blijft inzetten voor de hulpverlening en zijn positieve ontwikkeling voortzet.