ECLI:NL:RBDHA:2023:7647
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. van Zeijst-Repelaer van Driel
- J.M. Dreef
- Rechtspraak.nl
Afwijzing machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg
In deze zaak heeft de kinderrechter op 28 april 2023 uitspraak gedaan over een verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige01]. De kinderrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende gronden zijn voor een uithuisplaatsing. De gecertificeerde instelling, die het verzoek indiende, heeft zorgen geuit over de ontwikkeling en verzorging van [minderjarige01] door de moeder. Er zijn zorgen over de voeding, structuur en emotionele ontwikkeling van het kind, maar de kinderrechter is van mening dat een uithuisplaatsing een te zwaar middel is en dat minder ingrijpende alternatieven eerst moeten worden onderzocht.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de gecertificeerde instelling de omvang en oorzaak van de zorgen onvoldoende heeft onderzocht en dat niet is aangetoond dat de zorgen niet met minder ingrijpende maatregelen kunnen worden weggenomen. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek en heeft aangegeven dat zij in staat is om voor [minderjarige01] te zorgen, met ondersteuning van de hulpverlening. De kinderrechter heeft de mogelijkheid van intensievere hulpverlening in de thuissituatie en een uitbreiding van de deeltijdpleegzorg overwogen.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, met de aanbeveling om de zorgen middels intensievere hulpverlening en samenwerking met de jeugdbeschermer weg te nemen. De kinderrechter heeft de moeder aangespoord om open te staan voor hulp en samen te werken met de betrokken instanties. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.