ECLI:NL:RBDHA:2023:7650
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen over aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan hun referent. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 24 mei 2023 uitspraak gedaan. De eisers hebben hun aanvraag op 25 juli 2022 ingediend, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn was door de verweerder verlengd met drie maanden, waardoor de uiterste beslisdatum op 24 januari 2023 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, hebben eisers verweerder op 10 februari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld en op 4 april 2023 beroep ingesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50 en moet het door eisers betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.