ECLI:NL:RBDHA:2023:7665
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig beslissen op aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis aan hun referent. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 23 augustus 2022 is ingediend en dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen had moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn verlengd, maar heeft uiteindelijk niet tijdig beslist. Eisers hebben verweerder op 8 maart 2023 in gebreke gesteld en hebben op 3 april 2023 beroep ingesteld, wat tijdig is gebeurd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 418,50.