In deze zaak heeft eiser, woonachtig in Leiden, beroep ingesteld tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Leiden om zijn aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet buiten behandeling te stellen. De aanvraag was ingediend op 3 februari 2021, maar het college stelde dat eiser niet de benodigde gegevens had aangeleverd. Eiser had op het aanvraagformulier aangegeven dat hij een bankrekening had met een saldo van € 27,- en dat hij € 50.000,- aan schulden had. Na een verzoek om aanvullende bewijsstukken, heeft eiser op 10 februari 2021 een lijst van bewijsstukken ingediend, maar het college vond deze niet voldoende. In de herstelbrief van 19 februari 2021 werd eiser gevraagd om meer informatie, waaronder bankafschriften en een verklaring over zijn levensonderhoud. Eiser heeft hierop gereageerd, maar het college bleef bij zijn standpunt dat de aanvraag niet compleet was.
De rechtbank heeft de zaak op 27 maart 2023 behandeld en kwam tot de conclusie dat het college niet voldoende had aangetoond dat de aanvraag onvolledig was. De rechtbank oordeelde dat het college niet duidelijk had gemaakt dat het beginsaldo van de bankrekening ontbrak en dat eiser voldoende had aangetoond hoe hij in zijn levensonderhoud voorzag. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herroept het primaire besluit, waarbij het college werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Tevens werd het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.