In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser, die tevens referent is, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid als verweerder. De eiser had aanvragen ingediend voor machtigingen tot voorlopig verblijf (mvv's) voor zijn vier kinderen, waarvan twee meerderjarige kinderen in Dubai wonen. De staatssecretaris heeft de aanvragen afgewezen, met als argument dat de kinderen niet onder het jongvolwassenenbeleid vallen en dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen de eiser en zijn kinderen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de belangenafweging inzake artikel 8 van het EVRM in het nadeel van de eiser is uitgevallen. De rechtbank erkende dat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit, maar concludeerde dat dit niet leidde tot een andere uitkomst van de zaak. De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van €1.674,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een feitelijke gezinsband en de voorwaarden waaronder het jongvolwassenenbeleid van toepassing is.