ECLI:NL:RBDHA:2023:7785

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL22.18683
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van kunstenaar uit Irak wegens ongeloofwaardigheid van de gestelde problemen met militiegroep Hashd al Shaabi

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Iraakse kunstenaar. De eiser, geboren in 1996, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard. De eiser stelde dat hij problemen had gehad met de militiegroep Hashd al Shaabi, die hem had bedreigd om kunst voor hen te maken. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris de gestelde problemen met de militiegroep ongeloofwaardig had kunnen vinden, omdat de eiser niet overtuigend had verklaard waarom hij specifiek door deze groep was benaderd. De rechtbank merkte op dat de eiser geen bekende of controversiële kunstenaar was en dat zijn verklaringen over de muurschilderingen niet logisch waren in het licht van de bedreigingen die hij beweerde te hebben ontvangen.

De rechtbank concludeerde verder dat de eiser niet had aangetoond dat hij als kunstenaar een risicogroep vormde, ondanks zijn verwijzingen naar landeninformatie en richtlijnen van de EASO. De rechtbank vond dat de eiser onvoldoende had onderbouwd dat kunstenaars in Irak als risicogroep moeten worden aangemerkt. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de eiser niet had aangetoond dat de ondervonden discriminatie vanwege zijn Koerdische etniciteit zo ernstig was dat hij niet meer in Irak kon functioneren. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de aanvraag terecht had afgewezen als ongegrond, en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.18683
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1996, van Iraakse nationaliteit, eiser
V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. L. Sinoo),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. L.M.F. Verhaegh).

Procesverloop

Bij besluit van 23 augustus 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F. Said. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Asielrelaas
1. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2019 problemen heeft gehad met de militiegroep Hashd al Shaabi omdat zij van hem wilden dat hij kunst voor ze maakte. De militiegroep wilde dat eiser voor hen zou werken en zij hebben meerdere malen gedreigd met het afhakken van eiser zijn vingers als hij dat niet zou doen. Eiser heeft geen medewerking verleend waardoor deze groepering eind 2020 heeft besloten de broer van eiser op te pakken en mee te nemen totdat eiser terug komt. Eiser besloot toen te vluchten uit Irak.
2. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
3. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
4. Problemen met Hasd al Shaabi (internationaal bekend als Popular Mobilisation Forces: PMF) vanwege kunstenaarschap.
3. Discriminatie vanwege Koerdische etniciteit.
Verweerder heeft het eerste relevante element geloofwaardig geacht.
Het tweede relevante element acht verweerder ongeloofwaardig. Verweerder acht het geloofwaardig dat eiser kunstenaar is. Eiser heeft echter niet overtuigend verklaard waarom PMF juist eiser heeft uitgekozen om kunst voor hen te maken. Aangezien PMF hem vaker heeft benaderd had van eiser verwacht mogen worden dat hij over de reden waarom hij is benaderd overtuigender kon verklaren. Ook komen de verklaringen over de PMF niet overeen met de bekende landeninformatie. De verklaringen over de ontvoering van de broer van eiser vindt verweerder ongeloofwaardig.
Het derde relevante element acht verweerder geloofwaardig. Dit is echter geen reden voor vluchtelingschap omdat eiser kon studeren in Irak en als kapper kon werken. Ook heeft eiser toegang gekregen tot medische zorg.
De asielaanvraag van eiser heeft verweerder daarom afgewezen als ongegrond.
Problemen met PMF
3. Eiser voert aan dat het duidelijk is waarom de PMF eiser heeft benaderd om kunst voor hen te maken. Eiser is kunstenaar en dat alleen is al voldoende zo volgt ook uit de EASO richtlijnen van januari 2021. Je hoeft volgens eiser niet bekend te zijn voordat je daarvoor wordt benaderd. Daarnaast heeft de PMF eiser benaderd omdat hem betrokkenheid bij het maken van kritische muurschilderingen is toegedicht. Dat vormde een extra aanleiding om eiser te benaderen. Het valt niet in te zien dat verweerder daaraan twijfelt. Eiser heeft concrete problemen naar voren gebracht, opgepakt en gemarteld worden zijn concrete voorbeelden van dingen die zijn gebeurd met andere kunstenaars.
Verder heeft eiser uitvoerig verklaard over de ontvoering van zijn broer tijdens het nader gehoor. Daarmee heeft hij voldaan aan artikel 4, eerste lid, van de Richtlijn 2011/95/EU. Dat eiser pas later tijdens het nader gehoor heeft verklaard over zijn broer, maakt niet dat de gebeurtenis ongeloofwaardig zou zijn. Het is onzorgvuldig dat verweerder de ontvoering van de broer van eiser in het besluit pas heeft aangemerkt als relevant element. Eiser voert aan dat hij is vertrokken vanwege de problemen met de PMF maar dat de ontvoering van zijn broer de directe aanleiding voor zijn vertrek vormde.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de gestelde problemen met de PMF ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat eiser niet overtuigend heeft verklaard waarom de PMF juist hem heeft uitgekozen om kunst voor hen te maken. Niet is gebleken dat eiser een bekende of controversiële schilder was. Op basis daarvan heeft verweerder kunnen stellen dat het ongewoon is dat eiser bij de PMF in de belangstelling is gekomen. Over de toegedichte muurschilderingen heeft verweerder kunnen opmerken dat eiser heeft verklaard dat het kritische muurschilderingen tegen het regime waren,1 wat het niet logisch maakt dat de PMF hem dan zou benaderen. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat uit de openbare bronnen niet volgt dat de PMF werkt op de manier zoals eiser heeft omgeschreven. Daarnaast volgt uit het landenrapport van de EASO dat de PMF zich richt op mensen die tekenen van afwijkende moraal vertonen volgens hun interpretatie van sjiitische normen. Kunstenaars behoren tot degenen die naar verluidt het doelwit zijn.2 In dit verband heeft verweerder kunnen stellen dat eiser niet overtuigend heeft verklaard waarom juist hij is benaderd door de PMF. De rechtbank is van oordeel dat ook al zou worden gevolgd dat uit het aangehaalde citaat volgt dat elke
1. Zie pagina 7 van het verslag van het nader gehoor.
2 Country Guidance: Iraq 2021, p. 82.
kunstenaar vanwege het zijn van kunstenaar een doelwit is van de PMF, meer van de verklaringen van eiser over waarom hem deze afwijkende moraal zou zijn toegedicht en waarom juist hij is benaderd, had mogen worden verwacht door verweerder. Dat hij was afgestudeerd is onvoldoende. Verweerder heeft in het bestreden besluit meegewogen dat er ongeveer 500 studenten aan de kunstfaculteit studeren van universiteit van [regio] te [plaats] , waar eiser ook heeft gestudeerd. Hoewel eiser terecht heeft gesteld dat niet is gebleken dat er alleen maar schilders aan de universiteit zijn afgestudeerd, heeft eiser niet aannemelijk kunnen maken waarom juist hij zo hardnekkig door de PMF is benaderd.
Ook heeft verweerder kunnen stellen dat niet valt in te zien dat de PMF eiser zou benaderen omdat hij makkelijk zou meewerken.3 Eiser heeft immers verklaard dat hij meer dan tien keer is benaderd door de PMF.4
Verder heeft verweerder niet ten onrechte gesteld dat aan eiser kan worden tegengeworpen dat hij de ontvoering van zijn broer pas op pagina 13 van het nader gehoor voor het eerst naar voren brengt. Bij het aanmeldgehoor heeft eiser over zijn broer alleen opgemerkt dat hij niet weet of zijn broer in [plaats] is, niet veel contact met hem heeft en dat zijn broer
problemen heeft.5 Dit is anders dan de verklaring in het nader gehoor dat zijn broer ontvoerd
was. Eiser verklaart op pagina 13 van het nader gehoor dat de ontvoering van zijn broer de druppel was waardoor hij Irak ging verlaten. Aangezien dit volgens eiser de belangrijkste reden was voor vertrek uit Irak, heeft verweerder het opmerkelijk kunnen vinden dat eiser pas op pagina 13 van het nader gehoor over de ontvoering van zijn broer verklaard heeft. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft doorgevraagd over deze omstandigheid.
Eiser heeft verklaard dat andere kunstenaars gemarteld zouden zijn door de PMF en dat de
PMF zijn pols zou hebben gebroken. Over de andere kunstenaars heeft eiser niet veel kunnen verklaren. Hij heeft immers alleen twee namen genoemd en daarover gezegd dat zij volgens hem waren opgepakt en gemarteld.6 Meer dan dat heeft eiser niet verteld. Daarom heeft verweerder de verklaring van eiser dat andere kunstenaars gemarteld zouden zijn door de PMF onvoldoende kunnen vinden. Verder heeft eiser een foto overgelegd waaruit blijkt dat zijn pols in het gips heeft gezeten. Hierover heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat de PMF hem daadwerkelijk heeft mishandeld. De foto die eiser heeft overgelegd heeft verweerder daarvoor onvoldoende kunnen vinden.
Kunstenaars als risicogroep
5. Verder voert eiser aan dat verweerder kunstenaars in Irak door hun precaire positie moet aanmerken als risicogroep. Dat heeft eiser aangetoond met landeninformatie. Verweerder is daar in het bestreden besluit volgens eiser onvoldoende op ingegaan. Uit de EASO richtlijnen blijkt dat kunstenaars doelwit zijn van de PMF. Kunstenaars worden gezien als personen die indruisen tegen de sji-itische normen door middel van het vertonen van Westers, on-Islamitisch gedrag. De overgelegde landeninformatie ondersteunt het vluchtrelaas van eiser.
6. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om te onderbouwen dat kunstenaars in Irak aangemerkt moeten worden als risicogroep. Daarin is eiser niet geslaagd. Eiser heeft alleen verwezen naar het volgende citaat uit de EASO richtlijnen van januari 2021:
3 Zie pagina 10 van het verslag van het nader gehoor.
4 Zie pagina 7 van het verslag van het nader gehoor.
5 Zie pagina 9 van het verslag van het aanmeldgehoor.
6 Zia pagina 16 van het verslag van het nader gehoor.

Persons who are seen as not conforming with the local social and cultural norms by displaying ‘westernised’ behavior have been subjected to threats and attacks by individuals in society, as well as by militia groups. PMU are targeting people that show signs of deviating morality according to their interpretation of shia norms, sometimes with the support of the Shia community. LGBTIQ persons, Christians, alcohol sellers and artist are among those reportedly targeted.”.7
Uit dit citaat van de EASO richtlijnen volgt dat de PMF zich richt op mensen die tekenen van afwijkende moraal vertonen volgens hun interpretatie van sjiitische normen, soms met de steun van de sjiitische gemeenschap. LGBTIQ-personen, christenen, alcoholverkopers en kunstenaars behoren tot degenen die naar verluidt het doelwit zijn. Uit dit citaat alleen volgt onvoldoende dat alle kunstenaars als risicogroep moeten worden aangemerkt. Verweerder heeft dit ook opgemerkt in het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat verweerder dit punt voldoende heeft betrokken in het bestreden besluit.
Koerdische etniciteit
7. Ook voert eiser aan dat verweerder ten onrechte niet is ingegaan op het herkomstgebied van eiser.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende is ingegaan op het herkomstgebied van eiser. Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser is gediscrimineerd vanwege zijn Koerdische nationaliteit. Hierin heeft verweerder echter geen reden gezien om eiser aan te merken als vluchteling. Daartoe heeft verweerder kunnen overwegen dat uit de verklaringen van eiser niet is gebleken dat de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het voor eiser onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij heeft gestudeerd aan de universiteit van Dyala. Ook volgt uit zijn verklaringen dat hij toegang had tot de arbeidsmarkt, gelet op zijn werkzaamheden als kapper. Uit de verklaringen volgt ook niet dat eiser niet kan leven in het gebied waar hij vandaan komt.
Conclusie
9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij verdragsvluchteling is dan wel een reëel risico loopt om in Irak te worden onderworpen aan een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. Eiser komt derhalve niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7 Country Guidance: Iraq 2021, p. 82.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra
- Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
06 april 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.