ECLI:NL:RBDHA:2023:7834
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak over niet tijdig nemen van besluit op verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid
In deze zaak heeft opposante op 1 februari 2023 beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Algemene Zaken op haar verzoek om informatie op grond van de Wet open overheid. De rechtbank heeft in haar uitspraak van 29 maart 2023 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om binnen zes weken een besluit te nemen, met oplegging van een dwangsom bij overschrijding van deze termijn. Tevens is de minister veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 418,50.
Opposante heeft op 31 maart 2023 verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. Het onderzoek ter zitting vond plaats op 20 april 2022, waarbij opposante werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde. In de verzetprocedure heeft opposante aangevoerd dat de rechtbank een evident onjuiste uitspraak heeft gedaan, omdat de beslistermijn volgens haar op twee weken had moeten worden gesteld in plaats van zes weken. Daarnaast betwistte zij de hoogte van de proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de argumenten van opposante niet nieuw waren en reeds in de stukken waren terug te vinden. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de zaak op een zitting te behandelen, aangezien de belangen van opposante al voldoende waren kenbaar gemaakt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat er geen aanleiding voor was.
De uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals en is openbaar uitgesproken op 4 mei 2023. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.