In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag van een Gambiaanse eiser, die stelt homoseksueel te zijn. Eiser heeft op 28 november 2022 beroep ingesteld omdat er niet tijdig op zijn asielaanvraag van 28 november 2021 was beslist. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 december 2022 de aanvraag afgewezen als ongegrond, wat eiser heeft aangevochten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist, maar dat er inmiddels een besluit was genomen, waardoor het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk werd verklaard.
De rechtbank heeft vervolgens de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in Gambia vanwege zijn homoseksualiteit. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de gestelde homoseksualiteit van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft inconsistent verklaard over zijn gevoelens en de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in Gambia. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.