ECLI:NL:RBDHA:2023:7924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
2 juni 2023
Zaaknummer
NL22.25762
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op asielaanvraag en afwijzing van de aanvraag op grond van geloofwaardigheid van homoseksualiteit

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 2 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag van een Gambiaanse eiser, die stelt homoseksueel te zijn. Eiser heeft op 28 november 2022 beroep ingesteld omdat er niet tijdig op zijn asielaanvraag van 28 november 2021 was beslist. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 9 december 2022 de aanvraag afgewezen als ongegrond, wat eiser heeft aangevochten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist, maar dat er inmiddels een besluit was genomen, waardoor het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk werd verklaard.

De rechtbank heeft vervolgens de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij vreest voor vervolging in Gambia vanwege zijn homoseksualiteit. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de gestelde homoseksualiteit van eiser niet geloofwaardig is. Eiser heeft inconsistent verklaard over zijn gevoelens en de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in Gambia. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25762

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Gart),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Jansen).

Procesverloop

Op 28 november 2022 heeft eiser beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op de door hem ingediende asielaanvraag van 28 november 2021.
Bij besluit van 9 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser heeft de Gambiaanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] .
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag van 28 november 2021 ten grondslag gelegd dat hij homoseksueel is en heeft te vrezen voor de gevolgen daarvan in het land van herkomst.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst
Seksueel misbruik door [naam 1]
Homoseksuele gerichtheid
Verweerder heeft zich in het voornemen van 7 december 2022 op het standpunt gesteld dat ten aanzien van element 1 de naam, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig is. Verder wordt element 2 geloofwaardig geacht. De geboortedatum van eiser en element 3 worden niet geloofwaardig geacht. Verweerder concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
4. Verweerder heeft in het bestreden besluit het voornemen gevolgd en de asielaanvraag afgewezen als ongegrond.
Het beroep wegens niet-tijdig beslissen
5. De rechtbank stelt vast -en tussen partijen is niet in geschil- dat verweerder niet tijdig heeft beslist op de asielaanvraag van eiser, dat de ingebrekestelling van 9 november 2022 geldig is en dat sindsdien twee weken zijn verstreken, zonder dat verweerder in die periode heeft beslist op de aanvraag. Verweerder heeft na het instellen van het beroep met het bestreden besluit van 9 december 2022 echter alsnog beslist op de aanvraag. Dat betekent dat eiser geen inhoudelijk belang meer heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen. De rechtbank zal daarom het beroep van eiser gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaren.
5.1.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. In dit geval heeft verweerder tijdens het beroep een afwijzende beschikking genomen, zodat niet geheel aan het beroep tegemoet is gekomen.
5.2.
Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op
€ 418,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
Het beroep tegen het bestreden besluit
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser ter zitting heeft toegelicht dat hij niet langer wenst te bestrijden dat hij inconsistent zou hebben verklaard over zijn geboortedatum. Niet in geschil is dat eiser minderjarig is.
6.1.
Eiser voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel. Ten aanzien van zijn gestelde homoseksualiteit voert eiser aan dat verweerder in feite een niet-toetsbaar criterium hanteert door in het algemeen te verlangen dat eiser uitgebreider over zijn homoseksualiteit verklaart, maar niet concreet maakt wanneer dergelijke verklaringen uitgebreid en inzichtelijk genoeg zijn. Dat klemt, te meer nu het seksueel misbruik door [naam 1] door verweerder wel wordt geloofd terwijl daarover geen nadere toelichting is gegeven. Ook wordt in het besluit vermeld dat de LHBT-coach is geraadpleegd, maar verder dan die enkele stelling gaat het niet. Eiser betoogt dat hij gelet op zijn referentiekader (als ongeletterde, minderjarige met een laag opleidingsniveau, afkomstig uit een cultuur waarin niet wordt gesproken over homoseksualiteit) voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij homoseksueel is. Eiser wijst erop dat hij meermaals heeft verzocht om een nader gehoor om eventuele inconsistenties te kunnen ophelderen. Verweerder is daar zowel in het voornemen als in het bestreden besluit aan voorbij gegaan.
6.2.
Verweerder heeft de geloofwaardigheid van de gestelde homoseksuele gerichtheid getoetst in element 3. In het bestreden besluit is dat element ongeloofwaardig geacht. Volgens verweerder is rekening gehouden met het referentiekader van eiser, maar heeft hij dusdanig oppervlakkig en inconsistent verklaard dat hem niet het voordeel van twijfel wordt gegeven. Verweerder merkt daarbij op dat de homoseksuele geaardheid de kern van zijn asielrelaas is. Niet kan verwacht worden dat eiser heel uitgebreid over zijn gevoelens verklaart. Ook op zijn niveau en leeftijd kan en mag volgens verweerder wel enige uitleg verwacht worden omtrent zijn eigen persoonlijke beleving en wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, nu eiser afkomstig is uit een land waar homoseksuele gerichtheid wordt afgekeurd en eiser zelf heeft benoemd dat ‘mensen worden doodgeslagen’. Nu eiser enkel oppervlakkig heeft verklaard over zijn gevoelens en persoonlijke beleving en daarnaast hierover niet consistent is kan eiser niet worden gevolgd. Verweerder acht verder van belang dat eiser is opgegroeid met het islamitisch geloof, deze religie heeft gepraktiseerd en naar de Koranschool is gegaan. Daarom kan verwacht worden dat eiser heeft nagedacht over zijn gestelde geaardheid in relatie tot zijn geloof. Dat hoeven volgens verweerder geen doorslaggevende gedachtes te zijn geweest, maar bij eiser is van die gedachtes in het geheel geen sprake geweest. Daarnaast heeft eiser volgens verweerder inconsistent verklaard over hoe hij het vindt om homoseksueel te zijn. Volgens verweerder is niet consistent dat hij enerzijds verklaard heeft zijn geaardheid niet erg te vinden (omdat [naam 1] hem dit inprentte), terwijl hij anderzijds aanvoert dat hij het altijd erg heeft gevonden.
6.3.
Voorop staat dat het aan een vreemdeling die zijn gestelde seksuele geaardheid aan zijn asielaanvraag ten grondslag legt is, om die geaardheid tegenover verweerder aannemelijk te maken
6.4.
Bij het beoordelen van asielaanvragen waarin LHBTI-gerichtheid als asielmotief wordt aangevoerd maakt verweerder gebruik van de werkinstructie WI 2019/17. Het onderzoek vindt plaats aan de hand van vaste thema’s. Deze thema’s zijn privéleven (waaronder familie, vrienden en omgeving), huidige en voorgaande relaties, contacten in het land van herkomst, contacten met of kennis van LHBTI-groepen, contacten met LHBTI’s in Nederland en kennis van de Nederlandse situatie, en discriminatie, repressie en vervolging in het land van herkomst. De thema’s worden in samenhang beoordeeld. Het zwaartepunt ligt op de antwoorden op vragen over de eigen ervaringen en persoonlijke beleving van de vreemdeling met betrekking tot zijn seksuele gerichtheid, wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, wat de situatie is voor personen met die gerichtheid in het land van herkomst van de vreemdeling en hoe diens ervaringen, ook volgens zijn asielrelaas in het algemene beeld passen. Dit geldt te meer als een vreemdeling afkomstig is uit een land waar homoseksualiteit maatschappelijk onacceptabel is of strafbaar is gesteld. In die situatie is het de vraag of en hoe de vreemdeling zich daaraan heeft aangepast en hoe hij dit heeft beleefd. Het gaat er daarbij om dat de vreemdeling zoveel mogelijk een authentiek verhaal vertelt. De vreemdeling moet in staat worden gesteld om op zijn eigen niveau uitleg te geven. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het referentiekader (opleidingsniveau, cultuur, levensfase, etc.) van de vreemdeling.
6.5.
De rechtbank overweegt dat verweerder zowel tijdens het gehoor als bij het nemen van een besluit het referentiekader van de aanvrager in acht moet nemen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in dit geval voldoende rekening gehouden met het referentiekader van eiser als minderjarige met een laag opleidingsniveau. Dat wordt hieronder toegelicht.
6.6.
Eiser is gehoord over de voor hem relevante thema’s zoals opgenomen in de
WI 2019/17. De weinige scholing die eiser heeft gehad en het feit dat hij analfabeet is maakt volgens het advies van Medifirst dat bij het horen van eiser vragen kort en bondig moeten worden gesteld. De rechtbank maakt uit het gehoor op dat eiser op sommige momenten moeite heeft gehad met de vragen en dat eiser extra uitleg nodig heeft gehad. Dat past bij het beeld wat in het advies van Medifirst wordt geschetst over de beperkingen in het horen. Naar het oordeel van de rechtbank is het gehoor evenwel voldoende zorgvuldig geweest. Daarbij is rekening gehouden met het referentiekader van eiser. De gehoormedewerker heeft op een aantal momenten dezelfde vraag op verschillende manieren gesteld en ook heeft de gehoormedewerker doorgevraagd op moment dat eiser korte antwoorden gaf. Eiser is daardoor voldoende in de gelegenheid gesteld om zijn verhaal naar voren te brengen. Zo blijkt bijvoorbeeld uit het verslag van het nader gehoor pagina’s 8-9 dat de gehoormedewerker de vraag herformuleerd als eiser stelt dat hij het niet begrijpt en doorvraagt als eiser zich beperkt tot ‘ja’ en ‘nee’ antwoorden. Uit pagina’s 13-14 van het nader gehoor blijk dat eiser op meerdere manieren is bevraagd over hoe hij het vindt om homoseksueel te zijn. Daarnaast is uit pagina’s 17-18 op te maken dat eiser op verschillende manieren is gevraagd of hij graag een relatie met een man zou willen. Ook wordt uitgelegd wat de term ‘politiek’ betekent, wanneer eiser desgevraagd aangeeft dat hij dat woord niet kent (pagina 4). Uit het verslag blijkt ook dat de gehoormedewerker op verschillende momenten heeft opgemerkt dat eiser gespannen is en dat daar vervolgens aandacht aan is besteed (pagina 2). Op het moment dat eiser vertelt het moeilijk te vinden om te verklaren over zijn geaardheid heeft de gehoormedewerker bijvoorbeeld (nogmaals) benadrukt dat niets wat hij verteld wordt doorverteld (pagina 12 en 16). Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat bij het gehoor van eiser voldoende rekening is gehouden met zijn referentiekader.
6.7.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder ook bij de beoordeling van de verklaringen van eiser voldoende rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser enige uitleg mag worden verwacht over zijn eigen persoonlijke beleving van zijn seksuele geaardheid en wat dit voor hem en zijn omgeving heeft betekend, nu eiser afkomstig is uit een land waar homoseksuele gerichtheid wordt afgekeurd en eiser daarnaast is opgegroeid met islamitische geloof, dit geloof heeft gepraktiseerd en naar de Koranschool is geweest. Dat eiser in het geheel niet heeft nagedacht over de vraag hoe het voor hem is dat hij op mannen valt terwijl zijn religie dat afwijst heeft verweerder niet ten onrechte in het nadeel van eiser meegewogen. Daarnaast is in het bestreden besluit niet ten onrechte geconcludeerd dat eiser inconsistent heeft verklaard over hoe hij het vindt om homoseksueel te zijn. De rechtbank leest in het nader gehoor dat eiser eerst verklaart het nu niet meer erg te vinden, maar toen het begon met [naam 1] wel (pagina 9). Vervolgens verklaart eiser dat hij het frustrerend vindt dat hij geen gevoelens voor vrouwen heeft (pagina 11) en als God hem kan helpen niet meer homoseksueel te zijn, hij eruit zou willen stappen (pagina 12). Wanneer de medewerker gehoor vraagt of eiser blij is met wie hij is, antwoordt hij dat hij er niet blij mee is (pagina 14). Verder heeft verweerder niet ten onrechte bij het bestreden besluit betrokken dat uit het gehoor blijkt dat [naam 1] eiser inprentte dat hij het niet erg vond om homoseksueel te zijn en dat vaag en oppervlakkig blijft hoe eiser er zelf over denkt.
6.8.
De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit kan volstaan met de enkele stelling dat de LHBTI-coördinator is geraadpleegd. Uit WI 2019/17 volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat verweerder voor de vreemdeling inzichtelijk moet maken wat er met de coördinator is besproken (vgl. de uitspraak van zittingsplaats Zwolle van 12 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3346).
6.9.
Verweerder heeft niet ten onrechte in het bestreden besluit geconcludeerd dat de gestelde homoseksualiteit niet geloofwaardig is.
Toegedichte geaardheid
7. Voor zover eiser betoogt dat hij bij terugkeer naar het land van herkomst heeft te vrezen voor vervolging omdat aan hem een homoseksuele geaardheid wordt toegedicht, overweegt de rechtbank als volgt.
7.1.
Uit het nader gehoor volgt dat eiser heeft verklaard dat hij ten tijde van het vertrek uit Gambia door niemand is aangesproken op zijn geaardheid. Hij heeft slechts van [naam 1] gehoord dat de mensen in het dorp wel wisten dat eiser homoseksueel was. Vervolgens heeft eiser verklaard dat niemand wist dat hij homoseksueel is. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de vraag of iemand op de hoogte was van zijn (seksuele) relatie met [naam 1] is. Verweerder heeft met juistheid gesteld dat deze tegenstrijdigheid afbreuk doet aan de gestelde vrees. Verweerder heeft in dit verband verder terecht betrokken dat het algemeen bekend is dat homoseksualiteit in Gambia niet wordt geaccepteerd waardoor niet valt in te zien dat eiser nooit wat gehoord of gemerkt heeft in het dorp als zijn seksuele relatie met [naam 1] bekend was in het dorp. Ook blijkt volgens verweerder niet dat anderen op de hoogte zouden zijn van het seksuele misbruik door [naam 1] en hem daarom als homoseksueel zouden beschouwen. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiser ook niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt op ernstige schade in Gambia.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep gericht tegen het niet-tijdig beslissen is niet-ontvankelijk. Het beroep gericht tegen het bestreden besluit is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • verklaart het beroep gericht tegen het bestreden besluit ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr.R.E.J. Jansen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.