In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker met de Libanese nationaliteit. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluit van 11 april 2023 buiten behandeling gesteld. Hiertegen heeft de verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 15 mei 2023 behandeld, samen met een ander beroep (NL23.11648).
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, gezien de uitspraak in de bodemzaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom heeft hij het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Echter, de voorzieningenrechter heeft de Staatssecretaris wel veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die zijn vastgesteld op € 837,00. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de kosten voor rechtsbijstand door een derde zijn meegenomen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. L.L. Hol, en heeft de beslissing op dezelfde dag bekendgemaakt.