ECLI:NL:RBDHA:2023:7968
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening voor machtiging tot voorlopig verblijf bij partner
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) had aangevraagd om bij zijn partner in Nederland te kunnen zijn, heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van deze aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 17 mei 2023, waarbij zowel verzoeker als verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De voorzieningenrechter overweegt dat de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening is gebaseerd op het feit dat verzoeker niet kan aantonen dat er een zwaarwegend spoedeisend belang is. Verzoeker heeft aangevoerd dat zijn partner een levertransplantatie heeft ondergaan en dat hij haar emotioneel en praktisch wil bijstaan. Echter, de voorzieningenrechter concludeert dat de zorg voor de partner door een zus al wordt geboden en dat de komst van verzoeker voornamelijk voor emotionele ondersteuning is, wat niet voldoende is om een spoedeisend belang aan te nemen.
Daarnaast merkt de voorzieningenrechter op dat de Staatssecretaris ten onrechte het inburgeringsvereiste heeft tegengeworpen aan verzoeker, die de Surinaamse nationaliteit heeft en kan aantonen dat hij lager onderwijs in de Nederlandse taal heeft gevolgd. Dit betekent echter niet automatisch dat verzoeker in aanmerking komt voor een mvv, aangezien verweerder ook aan andere voorwaarden moet toetsen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat er geen sprake is van een zwaarwegend spoedeisend belang en de gevolgen van toewijzing onomkeerbaar zouden zijn.
De uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, in aanwezigheid van griffier mr. A. Wilpstra - Foppen, en is openbaar gemaakt op 23 mei 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.