ECLI:NL:RBDHA:2023:7983

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15147
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring van een vreemdeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 17 december 2022 en is eerder getoetst in eerdere uitspraken. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 26 mei 2023 en heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank onderzoekt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de argumenten van eiser en de beroepsgronden die hij heeft aangevoerd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Eiser had aangevoerd dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is, maar de rechtbank oordeelt dat het zicht op uitzetting naar Marokko niet ontbreekt. De staatssecretaris heeft voldoende voortvarend gewerkt aan de uitzetting, en de rechtbank ziet geen aanleiding om te concluderen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan. Het verzoek om schadevergoeding wordt eveneens afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter G.W.B. Heijmans, in aanwezigheid van griffier N. ter Horst, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15147

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], [1] v-nummer [nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. F.W. Verweij),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan eiser opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 17 december 2022.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 3 januari 2023. [2] Op vervolgberoepen is beslist bij uitspraak van 3 maart 2023 [3] en van 13 april 2023 [4] .
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 26 mei 2023 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [5]
4.1.
Uit de uitspraak van 13 april 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 7 april 2023) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
5. Eiser voert primair aan dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. De identiteit en nationaliteit van eiser zijn op 14 februari 2023 door de Marokkaanse autoriteiten vastgesteld. Op [datum] 2023 is eiser gepresenteerd, maar sindsdien is het stil. Juist omdat de identiteit en nationaliteit van eiser al waren vastgesteld, mag verwacht worden dat de Marokkaanse autoriteiten binnen één, hooguit twee, weken uitsluitsel geven. Gelet op het tijdsverloop is het redelijk vooruitzicht op verwijdering komen te vervallen.
5.1.
In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat er geen redelijk vooruitzicht op verwijdering is. De rechtbank stelt daarbij voorop dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [6] Het enkele tijdsverloop na de presentatie van [datum] 2023 is onvoldoende voor de conclusie dat het redelijk vooruitzicht op verwijdering in het individuele geval van eiser ontbreekt. Uit de voortgangsrapportage van 23 mei 2023 blijkt dat de Marokkaanse autoriteiten de aanvraag om een laissez-passer nog steeds in behandeling hebben. Hierdoor bestaat nog steeds de mogelijkheid dat de Marokkaanse autoriteiten aan eiser een laissez-passer zullen verstrekken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
6. Eiser voert subsidiair aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt, omdat de staatssecretaris in dit geval niet had mogen volstaan met een algemeen rappel in alle lopende zaken, maar op dossierniveau had moeten informeren naar de stand van zaken.
6.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage van 23 mei 2023 volgt dat de staatssecretaris na 7 april 2023 op 24 april 2023 en op 17 mei 2023 vertrekgesprekken met eiser heeft gevoerd en dat hij op 26 april 2023 en op 17 mei 2023 heeft gerappelleerd in alle lopende zaken. Dit is voldoende voor de conclusie dat de staatssecretaris voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Het enkele tijdsverloop vanaf de presentatie op [datum] 2023 verplichtte de staatssecretaris niet tot een navraag op dossierniveau. Wat eiser aanvoert maakt dan ook niet dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting heeft gewerkt. De beroepsgrond slaagt niet.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. N. ter Horst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Eiser staat ook bekend onder de naam [eiser] . Omdat hij in de voortgangsrapportage wordt aangeduid als [eiser] , hanteert de rechtbank deze naam.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 3 januari 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:17, zaaknummer NL22.26099 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 3 maart 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:1096, zaaknummer NL23.4650 (niet gepubliceerd).
4.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 13 april 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2116, zaaknummer NL23.10048 (niet gepubliceerd).
5.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
6.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
7.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.