Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2023
in de zaak tussen
[eiseres 1] , v-nummer: [nummer 1] , eiseres 1 (hierna: moeder),
,
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een visum voor kort verblijf. De minister van Buitenlandse Zaken heeft deze aanvragen met het besluit van 23 augustus 2022 afgewezen, en bij het bestreden besluit van 31 januari 2023 is deze afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 27 maart 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
Eisers, bestaande uit de moeder, vader en oma van referente, hebben de Iraanse nationaliteit en hebben op 3 augustus 2022 verzocht om visa voor kort verblijf om referente te bezoeken. De minister betwist dat het doel en de omstandigheden van het verblijf zijn aangetoond en heeft redelijke twijfel over het voornemen van eisers om het grondgebied tijdig te verlaten. Eisers stellen dat hun aanvragen ten onrechte zijn afgewezen, omdat zij in Nederland bij referente willen verblijven en in het verleden altijd zijn teruggekeerd naar Iran.
De rechtbank toetst of de minister in redelijkheid het bestreden besluit heeft kunnen nemen. Hierbij komt de minister een ruime beoordelingsruimte toe. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft geoordeeld dat eisers het doel en de omstandigheden van hun verblijf onvoldoende hebben aangetoond. Ook de beroepsgrond van eisers dat referente recht heeft op gezinsleven in Nederland, wordt door de rechtbank verworpen, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een positieve verplichting voor de Nederlandse Staat met zich meebrengen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en kent geen proceskostenvergoeding toe aan eisers.