ECLI:NL:RBDHA:2023:8048

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15059
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 2 juni 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 20 juli 2022 en is sindsdien al zeven keer eerder getoetst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen nieuwe omstandigheden zijn die het voortduren van de maatregel onrechtmatig maken. Eiser heeft geen reactie gegeven op de overgelegde voortgangsrapportage van de staatssecretaris, en de rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten zonder een zitting te houden, omdat er voldoende informatie in het dossier aanwezig was om een oordeel te vellen.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de maatregel van bewaring in stand blijft. Eiser heeft verzocht om schadevergoeding, maar dit verzoek wordt eveneens afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de maatregel van bewaring te heroverwegen, aangezien de argumenten van eiser vrijwel identiek zijn aan die van de vorige beoordeling en er geen gewijzigde omstandigheden zijn gebleken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15059

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 20 juli 2022.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al zeven maal eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 4 augustus 2022. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 15 september 2022. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 22 november 2022. [3] Op het derde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 3 januari 2023. [4] Op het beroep tegen het verlengingsbesluit is beslist bij uitspraak van 6 februari 2023. [5] Op het beroep tegen de vervolgkennisgeving is beslist bij uitspraak van 28 april 2023. [6] Vervolgens is bij uitspraak van 16 mei 2023 op een vervolgberoep beslist. [7]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hier niet op gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 26 mei 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting zaal worden behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dan onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geen zitting
4. Hoewel eiser verzocht heeft om op zitting gehoord te worden, heeft de rechtbank aan dat verzoek geen gevolg gegeven. Het horen van de vreemdeling in vervolgberoepen is niet verplicht. Het horen van eiser is in dit geval ook niet nodig. De rechtbank heeft namelijk op basis van de stukken in het procesdossier al voldoende informatie om een oordeel te kunnen geven over het vervolgberoep. Daarbij is van belang dat, buiten het tijdsverloop, geen gewijzigde omstandigheden in de persoonlijke situatie van eiser zijn aangevoerd en deze de rechtbank ook niet ambtshalve zijn gebleken.
Toetsingskader
5. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [8]
5.1.
Uit de uitspraak van 16 mei 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 10 mei 2023) rechtmatig is.
Is het voortduren van de maatregel onrechtmatig?
6. De rechtbank stelt vast dat er zestien dagen zijn verstreken sinds de sluiting van het onderzoek op 10 mei 2023. De rechtbank stelt verder vast dat eiser vrijwel dezelfde gronden als bij de laatste beoordeling van de maatregel op 16 mei 2023 heeft aangevoerd. Eiser heeft niet gereageerd op de voortgangsrapportage. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat op 3 mei 2023 het laatste vertrekgesprek is geweest en dat eiser wederom op 11 mei 2023 niet is gepresenteerd. De rechtbank ziet in de enkele herhaling van de beroepsgronden en de korte termijn die is verstreken sinds de laatste beoordeling van de maatregel geen reden om het voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig te achten.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [9]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel in stand blijft. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 4 augustus 2022, zaaknummer NL22.14263 (niet gepubliceerd).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 15 september 2022, zaaknummer NL22.17783 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 22 november 2022, zaaknummer NL22.22850 (niet gepubliceerd).
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 3 januari 2023, zaaknummer NL22.26191 (niet gepubliceerd).
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 6 februari 2023, zaaknummer NL23.1404 (niet gepubliceerd).
6.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 28 april 2023, zaaknummer NL23.11519 (niet gepubliceerd).
7.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 16 mei 2023, zaaknummer NL23.13413 (niet gepubliceerd).
8.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Voorwaarden 2000.
9.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.