In deze zaak heeft verzoekster op 9 augustus 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 24 oktober 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 6 december 2022 de asielaanvraag van verzoekster ingewilligd. Na deze beslissing heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoekster haar beroep te vroeg ingediend, aangezien de termijn van twee weken na het in gebreke stellen van verweerder nog niet was verstreken. Hierdoor zou de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk hebben verklaard als het niet was ingetrokken.
De rechtbank concludeert dat het verzoek om proceskostenvergoeding niet voor inwilliging in aanmerking komt en wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Verzoekster is geïnformeerd over de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak, binnen een termijn van zes weken.