ECLI:NL:RBDHA:2023:8081

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15287
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring in vreemdelingenrechtelijke context

Op 5 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en een eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. M.O. Wattilete. De zaak betreft de maatregel van bewaring die aan de eiser is opgelegd op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. De eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 mei 2023, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd. Tijdens de zitting op 30 mei 2023 heeft de eiser aangevoerd dat de maatregel onrechtmatig is, omdat er onjuiste personalia in het terugkeerbesluit staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat het terugkeerbesluit van 7 oktober 2017 aan de eiser is opgelegd, maar dat de onjuiste registratie van personalia het gevolg is van de door de eiser zelf opgegeven onjuiste identiteit. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring terecht heeft gebaseerd op het terugkeerbesluit, en dat er geen grond is om te oordelen dat aan de rechtsmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. Het beroep van de eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15287

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser] , [1] v-nummer: [nummer 1] , eiser
(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Procesverloop

Bij besluit van 23 mei 2023 heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser voert aan dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is, omdat er onjuiste personalia in het terugkeerbesluit staan. Het terugkeerbesluit kan daarom niet dienen als basis voor het opleggen van de maatregel.
2. De rechtbank stelt vast dat het terugkeerbesluit van 7 oktober 2017 is opgelegd aan [eiser] , geboren op [geboortedatum] 1975. Deze personalia staan ook in de maatregel van bewaring. Op de dag van de inbewaringstelling is direct na het opleggen van de maatregel een aanvullende proces-verbaal opgemaakt waarin het volgende staat:
“Op [datum] mei 2023, omstreeks [tijd] uur, heb ik, verbalisant [naam] , betrokkene [naam] , [eiser] geboren op [geboortedatum] 1971 te in vreemdelingenbewaring gesteld. Nu wil het zo zijn dat abusievelijk de alias naam [naam] , geboren op [geboortedatum] 1975 te China is opgenomen in de maatregel van bewaring en het proces- verbaal van gehoor is opgenomen. De identiteit van betrokkene is vastgesteld middels een echt, eigen, geldig en gekwalificeerd paspoort van China.
voorzien van documentnummer: [nummer 2] .”
Eiser heeft zich eerder bediend van een alias, welke de staatssecretaris aldus abusievelijk in de maatregel heeft overgenomen. Dit is dezelfde dag nog onderkend, gezien eerdergenoemd aanvullend proces-verbaal. Dat in het terugkeerbesluit van 7 oktober 2017 de naam [eiser] staat, is aan eiser zelf te wijten. De onjuiste registratie van personalia in het terugkeerbesluit is het gevolg van het door eiser zelf moedwillig opgeven van een onjuiste identiteit. Dat er nu, geruime tijd na het nemen van het terugkeerbesluit, een geldig Chinees paspoort voorhanden is met de juiste personalia van eiser, doet daar niet aan af.
Bovendien is niet betwist dat het terugkeerbesluit aan één en dezelfde persoon, eiser, is opgelegd. De staatssecretaris heeft daarom de maatregel van bewaring terecht gebaseerd op het terugkeerbesluit. De beroepsgrond slaagt niet.
3. De rechtbank ziet los van de door eiser aangevoerde beroepsgrond, en in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens, geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtsmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Eiser staat ook bekend onder de naam [eiser] . Omdat hij een geldig Chinees paspoort heeft overgelegd en de staatssecretaris deze personalia in het aanvullende proces-verbaal heeft overgenomen, hanteert de rechtbank deze naam.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.