ECLI:NL:RBDHA:2023:8086

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
6 juni 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 5463
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de beslissing van het Uwv over WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser, die als operationeel expert bij de politie werkte, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering na een arbeidsongeschiktheid door een enkelfractuur na een motorongeluk. Het primaire besluit van het Uwv, waarin een loongerelateerde WGA-uitkering werd toegekend met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35 tot 80%, werd door eiser en zijn werkgever bestreden. In het bestreden besluit werd het percentage herzien naar 48,06%, maar bleef eiser ingedeeld in dezelfde arbeidsongeschiktheidsklasse.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de juistheid van de bevindingen. Eiser stelde dat er een medische urenbeperking moest worden toegepast, maar de rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts terecht had geconcludeerd dat er geen noodzaak was voor een urenbeperking. De rechtbank heeft de argumenten van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard, waardoor de beslissing van het Uwv in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig medisch onderzoek en de rol van de verzekeringsarts in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/5463

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: N. Buijense),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
de korpschef van Politie, te Apeldoorn, werkgever
(gemachtigde: drs. D.J.M.H. Wijnolst-Bavelaar).

Procesverloop

In het besluit van 2 maart 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser per
14 november 2021 op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) een loongerelateerde WGA-uitkering [1] toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35 tot 80%.
Tegen het primaire besluit hebben zowel eiser als werkgever bezwaar gemaakt.
In het besluit van 21 juli 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser en de werkgever gegrond verklaard. Daarbij is het primaire besluit herroepen en het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 48,06%. Eiser blijft daarmee per
14 november 2021 ingedeeld in de klasse 35 tot 80%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, omdat partijen duidelijk hebben gemaakt geen gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord.

Overwegingen

Geen toestemming medische gegevens
1. Eiser heeft geen toestemming verleend voor het toezenden van stukken aan de derde-partij die medische gegevens bevatten. Om die reden kan de rechtbank in deze uitspraak die medische stukken niet inhoudelijk weergeven. De rechtbank zal in deze uitspraak de medische klachten van eiser daarom slechts in algemene zin benoemen.
Wat vooraf ging aan deze procedure
2. Eiser werkte als operationeel expert GGP/operationeel specialist voor gemiddeld 64,87 per week bij de politie. Op 17 november 2019 is hij voor dit werk uitgevallen met een enkelfractuur rechts na een motorongeluk. Vanaf 1 september 2021 was eiser werkzaam in aangepast werk bij het LOCC (Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum) van het ministerie van Justitie. Per 17 februari 2022 heeft hij zich volledig arbeidsongeschikt gemeld. Op 29 juli 2021 heeft eiser een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend.
Besluitvorming
3.1
De arts M. van der Bij heeft op 10 februari 2022 een rapport uitgebracht.
De beperkingen van eiser heeft deze arts vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 8 februari 2022. De beperkingen hebben betrekking op de rechterenkel- en voetklachten van eiser. Er zijn beperkingen vastgesteld in de rubrieken fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en statische houdingen.
3.2
De arbeidsdeskundige vindt eiser aan de hand van de FML geschikt voor een aantal functies. Op basis van die functies is het arbeidsongeschiktheidspercentage 40,29%. In het primaire besluit heeft verweerder daarom aan eiser een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend per 14 november 2021. De mate van arbeidsongeschiktheid is 35 tot 80%.
3.3
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De arts bezwaar en beroep (b&b) heeft in zijn rapport van 29 juni 2022 de belastbaarheid van eiser heroverwogen. Uit het rapport volgt dat de arts b&b een aantal aanvullende beperkingen heeft vastgesteld. Hierbij gaat het om een sterke beperking voor het omgaan met conflicten en een beperking voor beroepsmatige deelname aan het verkeer. Deze beperkingen en de overige beperkingen staan vermeld in de aangepaste FML van 29 juni 2022.
3.4
De arbeidsdeskundige b&b heeft aan de hand van deze FML een herbeoordeling verricht. Hierbij is naar voren gekomen dat drie functies niet meer geschikt zijn voor eiser. Deze zijn komen te vervallen. Hiervoor in de plaats zijn alternatieve functies geselecteerd. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is bijgesteld naar 48,06%. In het bestreden besluit heeft verweerder daarom het bezwaar gegrond verklaard. Eiser blijft echter wel ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 80% zodat de WGA-uitkering niet verandert.
Standpunt van eiser
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij vindt dat verweerder ten onrechte geen medische urenbeperking in aanmerking heeft genomen. Hij wijst erop dat hij wekelijks behandeld wordt door een manueel therapeut. Er is daarom sprake van verminderde beschikbaarheid omdat hij als gevolg van ziekte feitelijk niet ten minste acht per dag beschikbaar is om te werken. De door de verzekeringsarts b&b in dit verband gehanteerde norm dat er sprake moet zijn van een intensieve behandeling en dat de behandeling medisch noodzakelijk moet zijn, is strikter dan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid (de Standaard) voorschrijft.
Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank stelt bij haar beoordeling voorop dat het beoordelingsmoment van de medische toestand van eiser 14 november 2021 is. Dit is de datum in geding.
6. De rechtbank overweegt dat als uitgangspunt geldt dat verweerder in beginsel mag afgaan op de juistheid van de bevindingen van een verzekeringsarts. Dit is anders wanneer het medisch onderzoek van de verzekeringsarts niet zorgvuldig of niet volledig is geweest, inconsistenties bevat of andere gebreken vertoont, dan wel wanneer het resultaat van het onderzoek gemotiveerd wordt betwist aan de hand van andere medische rapportages.
De medische beoordeling
7.1
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek met de vereiste zorgvuldigheid is uitgevoerd. De eerste arts M. van der Bij heeft dossieronderzoek verricht, waarbij hij kennis heeft genomen van de beschikbare medische informatie van de behandelaars van eiser. Ook heeft deze arts eiser op 24 januari 2022 op het spreekuur gezien waarbij hij eiser psychisch en lichamelijk heeft onderzocht. Het medisch oordeel van deze arts is voldoende begrijpelijk neergelegd in het rapport van 10 februari 2022. Het oordeel is ook nog getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts M.A. Bienvenue.
7.2
De verzekeringsarts b&b heeft eveneens dossieronderzoek verricht, waarbij hij kennis heeft genomen van de beschikbare medische informatie van de behandelaars van eiser. Ook heeft hij eiser gezien op het spreekuur van 29 juni 2022. De verzekeringsarts b&b heeft zijn visie voldoende inzichtelijk gemaakt in het rapport van dezelfde datum. Het is de rechtbank verder niet gebleken dat de rapporten van de verzekeringsartsen van verweerder inconsistenties bevatten of onvoldoende zijn gemotiveerd.
7.3
Kern van het geschil is of de verzekeringsarts b&b in reactie op het bezwaar van eiser terecht heeft gesteld dat er per de datum in geding geen reden is voor een urenbeperking. In zijn rapport heeft hij daarover - samengevat - uiteengezet dat een urenbeperking pas wordt aangenomen indien met het stellen van beperkingen op andere onderdelen van de FML niet op voldoende wijze tegemoet kan worden gekomen aan de klachten van eiser. Hiervan is volgens de verzekeringsarts b&b in het geval van eiser geen sprake. Er zijn in de anamnese, de uitgevoerde activiteiten en het dagverhaal van eiser geen aanwijzingen naar voren gekomen dat er een noodzaak is voor extra recuperatie. Ook is er geen preventieve noodzaak voor een urenbeperking. De verzekeringsarts b&b heeft hierbij in aanmerking genomen dat eiser inmiddels zijn eigen grenzen kent. Die liggen op het fysieke vlak. Er is geen patroon van overschrijding waardoor hij preventief in aanmerking zou komen voor een urenbeperking. Evenmin is sprake van een verminderde beschikbaarheid door een noodzakelijke behandeling. Hierover heeft de verzekeringsarts b&b opgemerkt dat de manuele therapie die eiser 1 keer per week volgt, de enige actuele behandeling op de datum in geding is. Deze behandeling is niet dusdanig intensief dat hiervoor een urenbeperking opgenomen dient te worden in de FML vanwege een verminderde beschikbaarheid.
7.4
De rechtbank ziet geen aanknopingspunten om het hiervoor weergegeven standpunt van de verzekeringsarts b&b onjuist te achten. Er is pas aanleiding voor een urenbeperking als met het stellen van beperkingen op andere onderdelen in de FML onvoldoende aan de medisch geobjectiveerde problemen van eiser tegemoet kan worden gekomen. Hiervan is in dit geval geen sprake. De rechtbank vindt verder dat de verzekeringsarts b&b op inzichtelijke wijze uiteen heeft gezet dat geen van de indicaties (preventief, energetisch en verminderde beschikbaarheid) aan de orde zijn voor een urenbeperking. Dat de verzekeringsarts b&b hierbij de Standaard te strikt heeft uitgelegd is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank kan zich verenigen met het standpunt van de verzekeringsarts b&b dat de manuele therapie die eiser wekelijks volgt, niet dusdanig intensief is dat hiervoor een urenbeperking aangewezen zou zijn. Eiser heeft verder in beroep geen specifieke medische informatie overgelegd, waaruit zou moeten blijken dat er sprake is van een medische noodzaak voor een urenbeperking op beschikbaarheidsgronden.
7.5
De rechtbank ziet ook verder geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsartsen van verweerder.
De arbeidskundige beoordeling
8. Eiser heeft geen specifieke beroepsgronden ingediend tegen het duiden van potentieel geschikte functies. Uitgaande van de juistheid van de FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiser voor de geduide functies.
Conclusie.
9. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 14 november 2021 terecht en op goede gronden heeft vastgesteld op 35 tot 80%.
10. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt dus geen gelijk. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Waterbolk, rechter, in aanwezigheid van
S.J.W. Stort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Regeling werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten