ECLI:NL:RBDHA:2023:81
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 2 november 2021 is genomen. De staatssecretaris heeft op 6 december 2022 de beschikking ingetrokken en een nieuw besluit genomen. Eiser heeft op 9 december 2022 laten weten dat hij het beroep handhaaft, maar is niet verschenen op de zitting op 9 december 2022 in Breda, waar de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op grond van artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht moet betalen. De griffier heeft eiser een termijn gegeven om het griffierecht te betalen, maar eiser heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft meerdere pogingen ondernomen om eiser te wijzen op de noodzaak van betaling en heeft hem uitgenodigd om een formulier voor vrijstelling van het griffierecht in te dienen. Eiser heeft echter niet tijdig gereageerd op de verzoeken van de rechtbank.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het griffierecht niet is ontvangen en dat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het verzuim. Hierdoor kon de rechtbank niet toekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.