ECLI:NL:RBDHA:2023:81

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 januari 2023
Publicatiedatum
9 januari 2023
Zaaknummer
AWB 21/6993
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 2 november 2021 is genomen. De staatssecretaris heeft op 6 december 2022 de beschikking ingetrokken en een nieuw besluit genomen. Eiser heeft op 9 december 2022 laten weten dat hij het beroep handhaaft, maar is niet verschenen op de zitting op 9 december 2022 in Breda, waar de staatssecretaris zich wel heeft laten vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op grond van artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) griffierecht moet betalen. De griffier heeft eiser een termijn gegeven om het griffierecht te betalen, maar eiser heeft dit niet gedaan. De rechtbank heeft meerdere pogingen ondernomen om eiser te wijzen op de noodzaak van betaling en heeft hem uitgenodigd om een formulier voor vrijstelling van het griffierecht in te dienen. Eiser heeft echter niet tijdig gereageerd op de verzoeken van de rechtbank.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het griffierecht niet is ontvangen en dat eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het verzuim. Hierdoor kon de rechtbank niet toekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. De rechtbank heeft het beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 21/6993
V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

gemachtigde: mr. A. Habib-Portier,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Vreijsen.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 2 november 2021 (het bestreden besluit).
Op 6 december 2022 heeft verweerder de beschikking ingetrokken en gelijktijdig een nieuw besluit genomen.
Eiser heeft op 9 december laten weten dat hij het beroep handhaaft.
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 9 december 2022 in Breda. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht vooraf, niet verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb [1] griffierecht betalen. De griffier stelt op grond van artikel 8:41, vierde en vijfde lid, van de Awb een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de rechtbank het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Iemand kan ook verzoeken om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht.
2. Op 4 januari 2022 is een formulier betalingsonmacht ontvangen. De rechtbank heeft geconstateerd dat dit formulier niet is ondertekend door de wettelijk vertegenwoordiger. Op diezelfde datum is daarom een nieuwe brief verzonden naar de gemachtigde van eiser over het indienen van het formulier vrijstelling griffierecht. Op deze brief is niet gereageerd. De rechtbank heeft daarom op 13 juni 2022 een brief gestuurd naar de gemachtigde van eiser met het verzoek om binnen twee weken na de datum van verzending een schriftelijke reactie te geven. Op deze brief is evenmin gereageerd. Op 20 juni 2022 heeft de rechtbank nogmaals een brief gestuurd naar de gemachtigde van eiser en meegedeeld dat het formulier vrijstelling griffierecht ondertekend dient te worden door de wettelijk vertegenwoordiger. Hiervoor is een termijn gegeven van twee weken. Wederom is een reactie uitgebleven. Op 15 augustus 2022 heeft de rechtbank eiser bericht dat het beroep op betalingsonmacht wordt afgewezen, omdat het formulier betalingsonmacht in eerste instantie niet is ondertekend door de wettelijk vertegenwoordiger en een tweede formulier niet binnen de gestelde termijn is geretourneerd.
3. Bij bericht van 30 augustus 2022 heeft de gemachtigde van eiser zich op het standpunt gesteld dat de griffie heeft erkend dat de handtekening van de wettelijk vertegenwoordiger op 13 januari 2022 is ontvangen en dat zij niets meer hoefde te doen. Gelet op het vorenstaande en vanwege het ruim zeven maanden durende gedoe wordt de (nieuwe) nota niet voldaan.
4. Bij brief van 7 oktober 2022 heeft de rechtbank eiser uitgenodigd voor de behandeling van zijn beroep op de zitting van vrijdag 9 december 2022 om 11.00 uur. In deze uitnodiging is eiser verzocht om het (tweede) formulier vrijstelling griffierecht van 13 januari 2022 naar de zitting van 9 december 2022 mee te nemen.
5. De rechtbank stelt vast dat zich in het dossier geen formulier vrijstelling griffierecht van 13 januari 2022 bevindt en dat eiser en zijn gemachtigde niet zijn verschenen op de zitting van vrijdag 9 december 2022. Nu eiser niet van de gelegenheid gebruikt heeft gemaakt om alsnog aan te tonen dat hij een juist ondertekend formulier vrijstelling griffierecht heeft verzonden op 13 januari 2022, is nog steeds niet aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van het griffierecht.
6. De rechtbank stelt vast dat het griffierecht niet is ontvangen. Eiser heeft gelet op het voorgaande geen verschoonbare reden gegeven voor dit verzuim. De rechtbank komt hierdoor niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep. Het beroep is niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling is bij deze uitkomst geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, op 3 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.