ECLI:NL:RBDHA:2023:8119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 juni 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
NL23.15255
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en rechtmatigheid van de uitreiking van de maatregel in vreemdelingenrechtelijke context

Op 6 juni 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van eiseres, opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 22 mei 2023 is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij tevens een verzoek om schadevergoeding heeft ingediend. Tijdens de zitting op 6 juni 2023 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en is de zaak behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat het gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel zorgvuldig is verlopen en dat de uitreiking van de maatregel voldoet aan de vereisten van het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank overweegt dat de bewijslast voor de rechtmatigheid van de maatregel bij de verweerder ligt, en dat deze in dit geval is voldaan. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de gronden van eiseres niet slagen en dat er geen aanleiding is om de maatregel op te heffen of schadevergoeding toe te kennen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.15255
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 6 juni 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers] , eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. J.H.M. Handring),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Y.L.J. Verhoeven).

Zitting hebben:

Mr. S. van Lokven rechter
Mr. F.A.E. van der Venne griffier

Procesverloop

Bij besluit van 22 mei 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen E. Vrijsen-Kapitán. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft aansluitend aan de behandeling ter zitting het onderzoek gesloten en mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken en eiseres de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiseres:
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i. te kennen heeft gegeven dat zij geen gevolg zal geven aan haar verplichting tot terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor haar geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4b. meerdere aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning heeft ingediend die niet tot verlening van een verblijfsvergunning hebben geleid;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
2. Verweerder heeft ter zitting de lichte gronden 4a en 4b laten vallen.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat er geen gevaar is voor de openbare orde en dat verweerder had moeten volstaan met de oplegging van een lichter middel. Eiseres heeft een artikel 64 Vw-aanvraag gedaan. Tegen de ongegrondverklaring van haar bezwaar tegen het afwijzende besluit heeft zij beroep ingesteld en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Ter zitting is besproken dat indien zij wil voorkomen dat de feitelijke uitzetting die op 7 juni 2023 is voorzien doorgang vindt zij bezwaar tegen de feitelijke uitzetting kan maken maar ook die procedure de rechtmatigheid van de bewaring niet regardeert. De rechtbank heeft aan eiseres uitgelegd dat ook indien het feitelijke vertrek niet plaatsvindt op 7 juni 2023. Dit niet zonder meer betekent dat de maatregel moet worden opgeheven.
4. De rechtbank overweegt allereest dat het gehoor buitengewoon zorgvuldig is verlopen. In de M110 is weergegeven dat de regievoerder meerdere inspanningen heeft verricht om contact tussen eiseres en haar gemachtigde tot stand te brengen en toen dat niet lukte zich heeft vergewist of eiseres akkoord was met het aanvangen van het gehoor. Op het moment dat de gemachtigde van eiseres zelf telefonisch contact heeft opgenomen, heeft de regievoerder het gehoor enige onderbroken om eiseres met haar gemachtigde te laten spreken en vervolgens heeft de regievoerder, op verzoek van eiseres, nogmaals contact opgenomen met de gemachtigde van eiseres. Uit de wijze waarop het gehoor heeft plaatsgevonden blijkt zonder meer dat de regievoerder de vereiste zorgvuldigheid jegens eiseres in acht heeft genomen en dat de regievoerder de impact voor eiseres van de op te leggen maatregel onderkent.
De rechtbank wijst er voorts op dat de wijze waarop de maatregel is uitgereikt voldoet aan alle vereisten die daaromtrent in het Vreemdelingenbesluit zijn bepaald. Door in de M110 vast te leggen hoe de feitelijke uitreiking heeft plaatsgevonden kan de rechtbank dit ook toetsen. Weliswaar stelt verweerder zich doorgaans op het standpunt dat deze wijze van uitreiking standaardmatig geschiedt. De rechtbank overweegt echter dat dit niet is vastgelegd en kenbaar is voor derden en dat overigens in de maatregel ook geregeld niet wordt vastgelegd op welke wijze de uitreiking heeft plaatsgevonden. De eisen die aan de uitreiking worden gesteld regarderen de rechtmatigheid van de maatregel en de rechtbank moet dus, al dan niet ambtshalve, kunnen vaststellen dat aan al deze vereisten is voldaan. Verweerder draagt de bewijslast voor de rechtmatigheid van de oplegging en voortduring van de maatregel en dus ook de bewijslast dat de maatregel rechtsgeldig is uitgereikt. In de onderhavige procedure is de verslaglegging van de wijze van uitreiking accuraat en kan de rechtbank dus vaststellen dat de maatregel rechtsgeldig is uitgereikt.
De rechtbank overweegt voorts dat de gronden niet slagen. De twee zware gronden heeft verweerder terecht aan de maatregel ten grondslag gelegd. Eiseres heeft een terugkeerplicht en zij heeft bij herhaling te kennen gegeven niet te willen vertrekken. Dat eiseres inmiddels berust in haar vertrek doet niet af aan de omstandigheid dat zij steeds heeft aangegeven niet te willen vertrekken. Deze twee zware gronden geven reeds een onttrekkingsrisico en betekenen ook dat eiseres de voorbereiding van het vertrek ontwijkt.
5. Verweerder heeft in gehoor zorgvuldig en grondig onderzocht of kon worden volstaan met de oplegging van een lichter middel doordat vele vragen aan eiseres zijn gesteld. In de maatregel is uitgebreid en genoegzaam gemotiveerd waarom niet wordt volstaan met de oplegging van een lichter middel. Verweerder heeft daarbij overwogen dat de medische problematiek van eiseres de maatregel niet onevenredig bezwaren maakt en verweerder heeft duidelijk gemotiveerd waarom het opleggen van een lichter middel niet tot het vertrek van eiseres naar haar land van herkomst zal leiden. Verweerder heeft daarbij terecht gewezen op de omstandigheid dat aan eiseres voorafgaand aan oplegging van de maatregel reeds gedurende enige tijd een lichter middel is opgelegd en dat dit niet heeft geleid tot het vertrek van eiseres of zelfs maar tot enig initiatief van de zijde van eiseres om te vertrekken. Anders dan eiseres meent is de stelling van eiseres dat zij zich steeds aan haar meldplicht heeft gehouden niet voldoende om van verweerder te verwachten dat hij volstaat met de oplegging van een lichter middel.
6. De rechtbank stelt (ambtshalve) vast dat de oplegging en voortduring van de maatregel niet onrechtmatig zijn. De maatregel wordt daarom niet opgeheven en er is geen aanleiding om schadevergoeding of een proceskostenveroordeling uit te spreken.
7. De rechtbank heeft melding gemaakt van de mogelijk om hoger beroep in te stellen en de termijn die hiervoor geldt.
Deze uitspraak is aldus uitgesproken in het openbaar op 6 juni 2023 door mr. S. van Lokven, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.E. van der Venne, griffier.
Dit proces-verbaal is opgemaakt door mr. S. van Lokven, rechter en mr. N.A.M. Bergmans, griffier en bekendgemaakt op: 6 juni 2023

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.