In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij aan eiser de maatregel van bewaring was opgelegd. Eiser, geboren op een onbekende datum en van Poolse nationaliteit, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. De maatregel van bewaring werd op 19 mei 2023 opgeheven, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding voor de periode waarin hij in bewaring was gehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen beroepsgronden heeft aangevoerd in zijn beroepschrift of ter zitting. De rechtbank heeft ook gekeken naar de omstandigheden van de zaak, waaronder het feit dat eiser op 19 april 2023 naar Polen is uitgezet, maar kort daarna weer naar Nederland is teruggekeerd. Eiser heeft verklaard dat hij in Polen geen middelen van bestaan heeft en niet terug wil. De rechtbank concludeert dat eiser zijn verblijf in Nederland niet daadwerkelijk heeft beëindigd, waardoor de eerdere besluiten van de staatssecretaris nog steeds van kracht zijn.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en heeft het beroep ongegrond verklaard. Het verzoek om schadevergoeding is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.