ECLI:NL:RBDHA:2023:8140
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres heeft het griffierecht op 17 mei 2023 betaald. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres haar aanvraag op 1 april 2022 heeft ingediend. De beslistermijn is door verweerder verlengd naar zes maanden, wat betekent dat er uiterlijk op 1 oktober 2022 een besluit genomen had moeten worden. Eiseres verzoekt de rechtbank om verweerder op te dragen binnen twee weken alsnog een besluit te nemen en daarbij een rechterlijke dwangsom op te leggen voor elke dag dat hij in gebreke blijft.
De rechtbank oordeelt dat er bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval. Daarom wordt er een langere termijn dan twee weken opgelegd voor verweerder om alsnog tot een besluit te komen. De rechtbank bepaalt dat verweerder binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend moet maken. Tevens wordt er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, waardoor verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd. Daarnaast wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50, en moet hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.