ECLI:NL:RBDHA:2023:8144

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
7 juni 2023
Zaaknummer
NL23.12922 en NL23.12925
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Versnelde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak inzake asielaanvragen en niet tijdig beslissen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in de zaken NL23.12922 en NL23.12925, waarbij eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. R. Bom, beroep hebben ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvragen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 mei 2022 zijn afgewezen. De rechtbank heeft eerder, op 11 januari 2023, de beroepen van eisers gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen. Aangezien de beslistermijn na 8 maart 2023 is verstreken, zijn de nieuwe beroepen van eisers kennelijk gegrond verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om alsnog binnen acht weken na de uitspraak besluiten bekend te maken op de asielaanvragen van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door middel van een verzetschrift binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: NL23.12922 en NL23.12925

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] , eiseres

v-nummer: [nummer 1]
en
[naam 3], eiser
v-nummer: [nummer 3]
hierna gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 28 april 2023 afzonderlijk beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op hun asielaanvragen.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing
van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit
met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het
beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een
besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling
door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eisers hebben op 4 november 2021 een asielaanvraag ingediend. Bij besluiten van 30 mei 2022 heeft verweerder de aanvragen van eisers afgewezen. Bij de hiertegen door eisers ingestelde beroepen heeft de rechtbank bij uitspraak van 11 januari 2023 [2] beroep gegrond verklaard, de besluiten vernietigd en verweerder opgedragen om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen op de aanvragen van eisers met inachtneming van wat in de uitspraak is overwogen.
3. De rechtbank stelt vast dat de eerder door de rechtbank bepaalde beslistermijn na 8 maart 2023 is verstreken. Gelet op artikel 6:12, derde lid, van de Awb is voorafgaand aan een nieuw beroep tegen het niet tijdig beslissen geen ingebrekestelling nodig. [3] De beroepen zijn daarmee kennelijk gegrond.
4. Omdat de beroepen gegrond zijn, zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb bepalen dat verweerder alsnog besluiten bekend dient te maken op de asielaanvragen van eisers. In een uitspraak van 8 juli 2020 [4] heeft de Afdeling verweerder gevolgd in het standpunt dat een termijn van acht weken voor het houden van een eerste gehoor en een termijn van acht weken voor het bekend maken van een besluit op de aanvraag (het 8+8-wekenmodel) passend is
5. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder op te dragen zo snel mogelijk op de asielaanvragen te beslissen, maar uiterlijk acht weken na verzending van deze uitspraak. Hierbij wordt zowel recht gedaan aan het belang van verweerder om een zorgvuldige beslissing te nemen, als aan het belang van eisers om op korte termijn een beslissing te krijgen op hun aanvragen.
6. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 moet betalen voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden. Daarbij geldt een maximum van € 7.500.
7. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 418,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog besluiten bekend te maken op de aanvragen van eisers;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50 (vierhonderdachttien euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.De uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 11 januari 2023, NL22.10321 en NL22.10322
3.Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (ABRvS) van 2 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2982.
4.ABRvS, 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.